Naar het veld rijden met ingeschakeld roerwerk
1. Spuiten uitschakelen.
2. Aftakas inschakelen.
3. Bedieningsterminal:Gewenste roerintensi-
teit instellen.
11.3.2
Maatregelen ter vermindering van drift
11.3.3
Spuitvloeistof verdunnen met spoelwater
1. Pomp starten.
Bedieningsterminal, menu reinigen:
2.
Spuitvloeistof verdunnen met
spoelwater.
3.
Verdunnen beëindigen.
Let op de indicatie voor de benodigde hoeveel-
heid spoelwater.
UX Super CP Plus BAG0157.5 07.20
Het spuiten naar 's morgens vroeg of 's avonds laat verleggen
•
(over het algemeen waait het dan minder).
Grotere spuitdoppen en hogere waterdoseringen gebruiken.
•
•
Spuitdruk verlagen.
•
Boomwerkhoogte exact in acht nemen, omdat met toenemende
spuitdopafstand tot de grond het driftgevaar sterk stijgt.
Rijsnelheid verlagen (tot minder dan 8 km/h).
•
Gebruik van zogenaamde antidrift (AD)-doppen of injectie
•
(ID)-doppen (doppen met groter aandeel grove druppels).
•
Rekening houden met de spuitafstand van het betreffende mid-
del.
De spuitvloeistof kan om 2 redenen worden verdund:
•
Voor het verwijderen van overtollige resthoeveelheden.
Overtollige resthoeveelheden in de spuitvloeistoftank worden
eerste met een 10-voudige hoeveelheid spoelwater verdund om
deze daarna over het al behandelde veld uit te spuiten.
Vergroting van de voorraad spuitvloeistof, om een restoppervlak
•
te behandelen.
Bij machines met DUS wordt de sproeileiding gespoeld. Bij het op-
nieuw starten van het sproeien duurt het twee tot vijf minuten voor
geconcentreerde sproeivloeistof kan worden verspreid.
Werken met de machine
173