SGM 04.1 – SGM 14.1 / SGMR 04.1 – SGMR 14.1
11.2.
Instelling van de eindstandherkenning controleren
11.3.
Eindstandherkenning via lokale bedieningseenheid opnieuw instellen
3.
Indien de eindstand van de afsluiter niet wordt bereikt:
Instelbout [2] iets tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien totdat
eindstand OPEN van de afsluiter correct kan worden ingesteld.
De instelbout [2] met de wijzers van de klok mee (rechtsom) draaien
resulteert in een kleinere hoekverdraaiing.
De instelbout [2] tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien resulteert
in een grotere hoekverdraaiing.
4.
Instelbout [2] met de wijzers van de klok mee (rechtsom) tot de aanslag draaien.
Daarmee is de eindaanslag OPEN ingesteld.
5.
O-ring in afsluitstop [1] controleren, indien beschadigd vervangen.
6.
Afsluitstop [1] inschroeven en vastdraaien.
Aansluitend op deze instelling kan direct de eindstandherkenning OPEN worden
ingesteld.
1.
Bedrijfsmodus LOKAAL activeren:
Signaallamp [4] knippert blauw: bedrijfsmodus LOKAAL is reeds
geactiveerd.
Signaallamp [4] knippert NIET blauw: → drukknop [2] ca. 3 seconden
ingedrukt houden totdat signaallamp blauw knippert.
De aandrijving kan met behulp van de drukknoppen [1 – 3] worden bediend:
2.
Aandrijving via drukknoppen OPEN, STOP, DICHT bedienen.
De eindstandherkenning is juist ingesteld indien (standaard-signalering):
-
de rechter signaallamp [3] in eindstand DICHT geel brandt
-
de linker signaallamp [1] in eindstand OPEN groen brandt
-
de signaallampen na een beweging in de tegengestelde richting weer uitgaan
De eindstandherkenning is verkeerd ingesteld indien:
-
de aandrijving vóór het bereiken van de eindstand blijft staan
-
de linker signaallamp rood knippert
3.
Indien de eindstanden verkeerd of onnauwkeurig zijn ingesteld:
<Eindstandherkenning via lokale bedieningseenheid opnieuw instellen>.
Voor het instellen van de eindstanden moet de bedrijfsmodus LOKAAL geactiveerd
zijn.
Inbedrijfstelling (basisinstellingen aan de aandrijving)
33