SGM 04.1 – SGM 14.1 / SGMR 04.1 – SGMR 14.1
5.
Montage
5.1.
Montagepositie
5.2.
Aandrijving op afsluiter monteren
5.2.1.
Overzicht koppelbusvarianten
Opbouw
Toepassing
5.2.2.
Aandrijving (met koppelbus) monteren
Montagestappen
Het hier beschreven product kan zonder beperkingen in iedere montagepositie
worden toegepast.
De montage van de aandrijving op de afsluiter wordt via een koppelbus uitgevoerd.
Afbeelding 6: Koppelbusvarianten
[1]
Boorgat met spiebaan
[2]
Binnenvierkant
[3]
DD
[4]
As afsluiter
[5]
Aansluitflens (bouwgrootte 12.1/14.1)
Voor afsluiters met aansluitingen conform EN ISO 5211
Voor draaiende, niet-stijgende spindel
Koppelbussen zonder boorgat resp. voorgeboorde koppelbussen moeten vóór de
montage van de aandrijving op de afsluiter passend voor de as van de afsluiter
gereed worden bewerkt (bijv. met boorgat en spiebaan, DD of binnenvierkant).
Afsluiter en aandrijving moeten in dezelfde eindstandpositie worden
samengebouwd. Standaard toestand bij uitlevering van de aandrijving is de
eindstand DICHT.
Aanbevolen montagepositie bij kleppen: eindstand DICHT.
Aanbevolen montagepositie bij kogelkranen: eindstand OPEN.
1.
Indien noodzakelijk de aandrijving met het handwiel in dezelfde eindstandpositie
als die van de afsluiter zetten.
2.
Installatie- c.q. contactoppervlakken reinigen, blanke oppervlakken grondig
ontvetten.
3.
De as van de afsluiter [2] licht invetten.
Montage
11