Montage
12
4.
Koppelbus [1] op de as van de afsluiter [2] plaatsen en met madeschroef [3]
resp. schotelveerring en bout met veerring [4] borgen tegen axiaal verschuiven.
Daarbij maten X, Y resp. L aanhouden (zie afbeelding en tabel <Montageposities
koppelbus>).
Afbeelding 7: Voorbeelden: koppelbus plaatsen
[1]
Koppelbus
[2]
As van de afsluiter
[3]
Draadstift met binnenzeskant
[4]
Schotelveerring en bout met veerring
Afbeelding 8: Montageposities koppelbus
Tabel 2:
Montagepositie van de koppelbus met inbouwmaten conform de definitie van AUMA
Type, bouwgrootte - aansluitflens
SGM/SGMR 04.1-F07
SGM/SGMR 05.1-F07
SGM/SGMR 07.1-F07
SGM/SGMR 10.1-F10
SGM/SGMR 12.1-F12
SGM/SGMR 14.1-F14
5.
Vertanding op de koppelbus goed invetten met een zuurvrij vet (bijv. Gleitmo
van fa. Fuchs).
6.
Aandrijving plaatsen. Indien nodig, de aandrijving iets verdraaien totdat de
vertanding van de koppelbus grijpt.
7.
Indien de flensboringen niet met de schroefdraden overeenstemmen:
7.1 Handwiel iets draaien totdat de boorgaten in één lijn liggen.
7.2 Evt. aandrijving op de koppelbus met één tand verzetten.
8.
Aandrijving met schroeven bevestigen.
Informatie: teneinde contactcorrosie te voorkomen adviseren wij de bouten
met vloeibare schroefdraadpakking te bevestigen.
SGM 04.1 – SGM 14.1 / SGMR 04.1 – SGMR 14.1
X max [mm]
Y max [mm]
2,5
6
2,5
6
2,5
6
3,5
10
5
10
8
10
L max [mm]
40
40
50
60
61
75