2.2
Hoofdzaken van het gebruik van de OMNI II Programmer-
applicatie
Nadat de knop Clinical Mode (klinische modus) in het OMNI II-vak op het selectiescherm
is geselecteerd, verschijnt het hoofdscherm van de OMNI II Programmer-applicatie.
2.2.1 Communicatie met de OPTIMIZER IVs IPG
De arts kan gegevens van de OPTIMIZER IVs IPG verkrijgen met behulp van de
Programmer Wand, die boven de implantatieplaats van de patiënt moet worden
geplaatst.
Opgelet: Tussen het gebruik door moet de Programmer Wand grondig worden
gereinigd, en wanneer nodig afgedekt, om irritatie of verontreiniging
van de huid van de patiënt te voorkomen.
2.2.2 Ondervraging en programmering
De OPTIMIZER IVs IPG heeft een groep parameters die de werking ervan
regelen. De waarden van deze parameters worden de (parameter) waarden van
het apparaat genoemd.
De OMNI II Programmer-applicatie kan de waarden van het apparaat lezen met
behulp van de opdracht Interrogate (ondervragen). Dit moet de eerste handeling
zijn die door de arts wordt uitgevoerd om toegang te krijgen tot informatie van de
OPTIMIZER IVs IPG. Als het ondervragingsproces met goed gevolg verloopt,
worden de waarden van het apparaat geladen en op het scherm van de OMNI II
Programmer-applicatie weergegeven. De waarden die op het scherm van de
OMNI II Programmer-applicatie worden weergegeven, worden de (parameter)
waarden van de programmer genoemd.
De arts kan sommige van deze waarden ook in een grafische weergave bekijken.
De arts kan de waarden van de programmer met behulp van de OMNI II
Programmer-applicatie beoordelen en modificeren. De gemodificeerde waarden
van de programmer kunnen vervolgens naar het OPTIMIZER IVs-apparaat
worden overgebracht met behulp van de opdracht Program (programmeren).
De gemodificeerde parameterwaarden die op het scherm van de programmer
worden weergegeven, worden NIET overgebracht naar de IPG totdat de opdracht
Program (programmeren) wordt uitgevoerd.
Als de nieuwe parameterwaarden niet het gewenste klinische effect opleveren,
kunnen ze met behulp van de opdracht Undo (ongedaan maken) worden
geannuleerd. Met deze opdracht worden de parameters van het apparaat op de
eerder geprogrammeerde waarden gereset.
Met de opdracht Urgent Programming (urgente programmering) wordt de
OPTIMIZER IVs IPG geprogrammeerd met de standaard veilige parameter-
waarden (CCM OFF) (CCM UIT). Er is een pictogram voor urgente
programmering in de Programming Bar (programmeerbalk) en het equivalente
pictogram bevindt zich onder de tab Tools (extra) van de Menu Bar (menubalk).
Er is ook een knop Emergency Programming (programmering in
noodgevallen) op de Programmer Wand.
10