BELANGRIJK: Als wordt geconstateerd dat een apparaat in de 'DOWN'-modus
(UITGESCHAKELDE modus) verkeert, moet het voorval worden gedocumenteerd
voordat het apparaat wordt gereset. Nadat de oorzaak van de reversie die door de OMNI
Smart Programmer-applicatie wordt weergegeven, is geregistreerd, moet contact worden
opgenomen met de Impulse Dynamics-vertegenwoordiger. Verstrek ook bijzonderheden
over de geprogrammeerde modus waarin de reversie zich heeft voorgedaan, en eventuele
omstandigheden die ertoe kunnen hebben geleid dat het apparaat weer op de
'DOWN'-modus (UITGESCHAKELDE modus) is overgegaan.
4.11 Starten van de toediening van CCM™
4.11.1 Bedieningsmodusopties
De bedrijfsstatus van de OPTIMIZER Smart IPG wordt ingesteld met de
parameter Mode (modus) op de Device Bar (apparatuurbalk). Als de parameter
Mode (modus) wordt geselecteerd, verschijnt het pop-upmenu Mode (modus).
Afbeelding 67: Het pop-upmenu Mode (modus)
De bedieningsmodus biedt de volgende keuzen:
• Standby (OOO) (stand-by OOO): Het apparaat wordt in een veilige
modus zonder afgifte van CCM™-signalen geplaatst.
• Active ODO-LS-CCM (actieve ODO-LS-CCM): Het apparaat detecteert
atriale, ventriculaire en local sense-voorvallen als triggers voor de afgifte
van CCM™-signalen.
• Active OVO-LS-CCM (actieve OVO-LS-CCM): Het apparaat detecteert
alleen ventriculaire en local sense-voorvallen als triggers voor de afgifte
van CCM™-signalen.
De bedieningsmodus wordt als volgt op de OPTIMIZER Smart IPG
geprogrammeerd:
• Plaats de Programmer Wand (of plaats deze zo nodig opnieuw) boven
de implantatieplaats van de OPTIMIZER Smart IPG.
• Selecteer de parameter Mode (modus) op de Device Bar (apparatuurbalk).
• Selecteer de bedieningsmodus uit het pop-upmenu Mode (modus).
104