NB: De oplader mag niet dicht bij andere elektronische apparatuur worden gebruikt.
Als er niet genoeg afstand kan worden aangehouden, moet de oplader worden gemonitord
om na te gaan of hij normaal werkt.
• Begin het oplaadproces door op de startknop te drukken en deze ongeveer
3–4 seconden ingedrukt te houden.
• Beweeg de oplaadeenheid langzaam over de implantatieplaats en let op de
signaalsterkte-indicator van de koppeling tussen de IPG en de oplader voor
een aanduiding dat de OPTIMIZER Smart IPG en de oplaadeenheid met elkaar
communiceren. Verplaats de oplaadeenheid totdat het grootste aantal balken
oplicht op de signaalsterkte-indicator van de koppeling tussen de IPG en
de oplader.
• Nadat de oplaadeenheid een koppeling met de OPTIMIZER Smart IPG tot stand
heeft gebracht, begint de OPTIMIZER Mini Charger met het oplaadproces.
NB: Onjuist positioneren of van zijn plaats raken van de oplaadeenheid wordt aangeduid
door de overeenkomstige zwakke signaalsterkte op de indicator voor sterkte van
koppelingssignaal van IPG en oplader op de oplader en door een akoestisch signaal dat
ongeveer eens per seconde afgaat.
NB: De oplader stopt het oplaadproces automatisch als de oplaadeenheid niet opnieuw
wordt gepositioneerd op de implantatieplaats van de OPTIMIZER Smart IPG. Als dit
het geval is, moet er een nieuw oplaadproces worden gestart door nogmaals op de
startknop te drukken.
• De batterijstatusindicator van de IPG laat de oplaadstatus van de OPTIMIZER
Smart IPG zien.
NB: Probeer het apparaat tijdens de oplaadsessie volledig op te laden. Als het apparaat
in één sessie niet volledig kan worden opgeladen, herhaal het oplaadproces dan, zo nodig
in dagelijkse fasen, totdat het apparaat volledig is opgeladen.
NB: Het opladen van de OPTIMIZER Smart IPG kan langer dan één uur duren als de
batterij ernstig ontladen is. De patiënt moet in een comfortabele positie zijn tijdens het
opladen van de OPTIMIZER Smart IPG, om te zorgen dat de oplaadeenheid zich op
de juiste locatie boven de geïmplanteerde IPG bevindt. Dit kan worden bewerkstelligd
door de kabel van de oplaadeenheid om de hals van de patiënt te leggen zodat de
oplaadeenheid boven de implantatieplaats rust. Het verdient aanbeveling dat de patiënt
gedurende het oplaadproces stationair blijft.
• Wanneer de batterij van de OPTIMIZER Smart IPG volledig is opgeladen,
wordt er een lang akoestisch signaal gegeven en lichten alle 4 balken van de
batterijstatusindicator van de IPG op. Het oplaadproces wordt vervolgens
automatisch beëindigd en de oplader gaat uit.
• Om het oplaadproces van de OPTIMIZER Smart IPG te staken of op te schorten,
kan de patiënt de oplaadeenheid van de OPTIMIZER Mini Charger van de
implantatieplaats verwijderen, zodat het oplaadproces wordt onderbroken.
Anderszins kan de oplader worden uitgeschakeld door nogmaals op de startknop
te drukken.
145