Alarmen
Alarmgrenzen kunnen in de configuratie worden veranderd
(pagina 86).
Wanneer de huidtemperatuur van de gele huidtempera-
tuur-sensor (huid 1) beneden de in de configuratie ingestelde
alarmgrens daalt:
–
Op het scherm wordt het waarschuwingsbericht getoond
»Huid 1-temperatuur onder 36,0 °C«
–
Drie alarmtonen weerklinken,
1
De centrale alarmlamp brandt
2
De meetwaarde knippert.
3
Geel LED-balkje knippert.
De opeenvolgende alarmtonen kunnen gedurende 15 minuten
worden onderdrukt.
4
Alarmtonen onderdrukken = toets indrukken.
of
5
draaiknop indrukken.
–
De alarmmelding blijft staan.
–
De alarmtonen houden op.
1
De centrale alarmlamp gaat uit.
2
de meetwaarde blijft knipperen.
3
Geel LED-balkje blijft knipperen.
Als de meetwaarde weer boven de alarmgrens ligt:
–
De alarmmelding gaat uit.
–
De alarmtonen houden op.
1
De centrale alarmlamp gaat uit.
2
De meetwaarde verschijnt continu.
3
Geel LED-balkje gaat uit. Als er met een uitgebreid bereik
van ingestelde waarden wordt gewerkt, licht het gele
LED-balkje op.
Overige alarmen, zie "Bericht – oorzaken – oplossingen"
op pagina 114.
Zie "Alarmbeschrijving" op pagina 140.
*
De getalswaarden in de volgende beschrijving zijn voorbeelden.
Zie "Alarmen instellen" op pagina 86.
**
De centrale alarmindicator kan worden uitgeschakeld.
Zie "Systeemparameters instellen" op pagina 85.
*
,
**
,
Menu's kiezen
1
3
4
2
5
Werking
71