12.2 De hulpstraal gebruiken bij afstandmeting
De kleur en knippersnelheid van de hulpstraal geeft de status van het instrument aan. De gebruiker kan de
hulpstraal zien als hij of zij op een afstand van het instrument staat.
De hulpstraal in- en uitschakelen: 5.1 Basisbediening toetsen
• U kunt het patroon van de hulpstraal wijzigen.
19.7 Instrumentopties - instrument
• Zelfs als de hulpstraal ingeschakeld is, schijnt deze niet tijdens afstandmetingen als het doeltype N-Prism is
of wanneer het teruggezonden signaal wordt gecontroleerd.
Status van de hulpstraal en de betekenis ervan
Status van het instrument
Straalstatus
Knippert langzaam (tegelijkertijd rood
en groen)
Knippert snel (tegelijkertijd rood en
groen)
Knippert om en om rood en groen
12.3 Afstand- en hoekmeting
Hoeken en afstanden kunnen tegelijkertijd worden gemeten.
• Het zoekbereik kan worden ingesteld.
10.1 Instellingen voor Auto Pointing en Auto Tracking
Voorzichtig
• De laserstraal wordt verzonden tijdens automatisch richten en automatisch traceren.
PROCEDURE
1. Richt de voorzijde van het instrument naar het
doel.
Richt het instrument en de telescoop met behulp
van de collimator op het doel.
10. DOEL UITLIJNEN EN METEN
In de wachtstand
Zoekfout (alleen foutmeldingsscherm)
Er wordt gezocht
Meten (continu meten)
Het teruggezonden signaal wordt gecontroleerd
Automatisch traceren in gang (alleen voor modellen met
automatisch traceren)
Automatisch traceren in voorspelde richting (alleen voor modellen
met automatisch traceren)
Fout in afstandmeting (geen signaal, vizierlijnfout)
Prism Wait
66
12. AFSTANDMETING
Betekenis