PROCEDURE
1. Schakel het instrument uit.
2. Druk op de aan/uit-knop aan de zijkant van het
instrument terwijl u op {Enter} drukt.
Het instrument wordt gereset en start normaal op.
Koude start
Als dit het probleem niet oplost, voert u vervolgens een koude start uit. Bij een koude start worden geen
meetgegevens verwijderd uit het instrument, maar wel worden alle parameters teruggezet op de
fabrieksinstellingen. Als u de gegevens in het geheugen nodig hebt, DRAAG ZE DAN OVER NAAR EEN
PC VOORDAT U DE KOUDE START UITVOERT.
U voert een koude start uit door op de aan/uit-knop aan de zijkant van het instrument te drukken terwijl u
{
} en {S.P.} ingedrukt houdt.
Het instrument wordt gereset en start normaal op.
19.14 Standaardinstellingen herstellen
Problemen met uitschakelen
Als u het instrument niet op de normale wijze uitgeschakeld krijgt, drukt u met de punt van de digitale pen
de resetknop in.
• Door op de resetknop te drukken kunnen bestands- en mapgegevens verloren raken.
8.3
In en uitschakelen via een extern instrument
Het instrument kan worden in- en uitgeschakeld via een extern apparaat zoals een pc of gegevensverzamelaar.
• Het wachtwoord moet worden opgegeven nadat het instrument is ingeschakeld vanaf een extern apparaat,
als in de instellingen is opgegeven dat een wachtwoord vereist is.
Op afstand inschakelen: 19.7 Instrumentopties - instrument
Een wachtwoord instellen: 19.9 Instrumentopties - Wachtwoord
Resetknop
35
8. IN- EN UITSCHAKELEN