21. CONTROLES EN BIJSTELLINGEN
iX is een precisie-instrument dat nauwkeurig afgesteld moet worden. Het moet worden geïnspecteerd en
bijgesteld voordat het wordt gebruikt, zodat het altijd nauwkeurige metingen uitvoert.
• Daarnaast moet het instrument zorgvuldig worden geïnspecteerd nadat het lange tijd niet is gebruikt, is
getransporteerd of wanneer het door een sterke schok beschadigd kan zijn geraakt.
• Controleer of het instrument goed en stabiel is opgesteld voordat u de controles en bijstellingen uitvoert.
21.1 Ronde waterpas
De luchtbeltube is van glas, het is dus gevoelig voor temperatuurschommelingen of schokken. Controleer en
wijzig het volgens de onderstaande beschrijving.
• Zorg ervoor dat de aandraaispanning gelijk is voor alle bijstelschroeven. Ook mogen de bijstelschroeven niet
te strak worden aangedraaid, omdat dit de ronde waterpas kan beschadigen.
PROCEDURE Controles en bijstellingen
1. Waterpas zetten tijdens de controle van <Tilt>.
7.2 Waterpas zetten Stap 3 en 4
Opmerking
• Tik op het pictogram voor
schuinstandcompensatie
statuspictogram of in de stertoetsmodus om de
elektrische ronde waterpas weer te geven.
• Als de schuinstandsensor niet goed uitgelijnd is,
is de ronde waterpas niet goed bijgesteld.
21.2 Kantelsensor
2. Controleer de plaats van de luchtbel in de ronde
waterpas.
Als de luchtbel precies in het midden staat, hoeft
niets te worden bijgesteld.
Als de luchtbel niet precies in het midden staat,
voert u de volgende wijzigingen uit.
3. Kijk eerst naar welke kant de luchtbel afwijkt.
Maak met de afstelpin de afstelschroeven van de
waterpas los aan de tegenovergestelde kant
waarin de luchtbel afwijkt van het midden.
4. Stel de afstelschroeven bij tot de spanning op de
drie schroeven even groot is om de luchtbel in het
midden van de cirkel te krijgen.
in het
134
Afstelschroef ronde
waterpas