Zoekpatroon
Het zoekpatroon is de draaimethode van de telescoop en het instrument om het
doelprisma te vinden in de zoekmodus.
In patroon 1 begint het instrument het prisma te zoeken op het punt waar het
prisma is verloren en breidt gestaag het zoekgebied uit in verticale richting waarbij
de horizontale hoekbreedte wordt aangehouden.
Patroon 2 kan worden geselecteerd om het prisma te zoeken. Het zoekpatroon
probeert het prisma in zo kort mogelijke tijd te vinden.
In patroon 3 begint het instrument het prisma te zoeken op het punt waar het
prisma is verloren en breidt dan gestaag het zoekgebied uit in horizontale en
verticale richting.
In elk patroon wordt 2 x gezocht tot de reflector is gevonden. De modus Auto
Tracking verandert in de modus voor handmatig zoeken wanneer de reflector niet
in die 2 x gevonden is, en keert terug naar het punt waar de reflector verloren is geraakt.
TURN
Met deze optie kan de gebruiker een tolerantiebereik instellen voor de nauwkeurigheidsinstelling (na een
rotatie naar een opgegeven hoek). Wanneer deze optie bijvoorbeeld is ingesteld op 30 inch en [INV],
[H.TURN] of [TURN] wordt ingedrukt, dan stopt het instrument de rotatie binnen 30 inch van de
opgegeven rotatiehoek.
Tracking Meas.
Deze instelling is voor de hoekweergave tijdens het uitvoeren van automatisch traceren.
Wanneer het is ingesteld op Standard, wordt de hoekwaarde tijdens de gehele uitvoering van Auto
Tracking gecorrigeerd door de beeldsensor. Standard werkt goed bij het meten van een object in
beweging.
Bij de instelling Fixed Averaging wordt de door de beeldsensor gecorrigeerde hoekwaarde gemiddeld en
vervolgens als vaste waarde ingesteld wanneer de iX automatisch de ruststand van het doel detecteert
tijdens Auto Tracking. De hoekwaarde wordt als vaste waarde gebruikt tot het doel weer begint te
bewegen. Daarom wordt de hoekweergave gestabiliseerd terwijl het doel in ruststand is en bovendien
wordt het effect van schittering verminderd. Fixed Average werkt goed bij het meten van een doel in
ruststand tijdens Auto Tracking.
Zoekbewerking tijdens automatisch richten
Wanneer het doel het gezichtsveld binnenkomt binnen de ingestelde limiet (instelling van Auto AIM en
Measure Acc.) voor voltooiing van automatisch richten, stopt het instrument te bewegen, berekent de
compensatie tussen het doel en het telescoopdradenkruis door middel van beeldverwerking, en
compenseert vervolgens de waarde van de hoekmeting die de encoder heeft geleverd. Deze compensatie
maakt accuraat uitlijnen in korte tijd mogelijk. Zelfs hoewel het lijkt alsof het doel en telescoopdradenkruis
niet op één lijn liggen, wordt de feitelijke hoekwaarde van het midden van het doel weergegeven.
Gecompenseerde waarden worden in blauw weergegeven.
Als het instrument meer dan 10 inch is gedraaid (handmatig of met behulp van de
richtingsveranderingsknoppen), wordt de compensatie geannuleerd, de hoek keert terug naar de hoek die
door de encoder is verstrekt, en de hoekwaarden worden opnieuw in zwart aangegeven. Compensatie
wordt automatisch uitgevoerd bij het uitvoeren van Auto Tracking. Door Auto Tracking te beëindigen of het
instrument uit te schakelen wordt de compensatiefunctie geannuleerd.
4. Druk op {Enter} om de instelling te voltooien.
55
10. DOEL UITLIJNEN EN METEN
Patroon 1
Patroon 2
Patroon 3
: Startpunt voor zoeken