6. BATTERIJEN GEBRUIKEN
6.1
Batterij opladen
De batterij is niet opgeladen op de fabriek. Laad de batterij volledig op voordat u het instrument gebruikt.
• De oplader wordt tijdens gebruik vrij heet. Dit is normaal.
• U mag geen andere batterijen dan de meegeleverde batterijen gebruiken.
• De oplader mag alleen binnenshuis worden gebruikt. Gebruik hem niet buiten.
• Batterijen kunnen niet worden opgeladen als de temperatuur buiten het temperatuurbereik voor opladen ligt.
Ook als het oplaadlampje knippert, wordt er niet opgeladen.
• Laad geen batterijen op nadat ze net opgeladen zijn. Daardoor kan de batterij minder goed gaan werken.
• Haal batterijen uit de oplader voordat u ze opbergt.
• Haal de stekker uit het stopcontact als de oplader niet in gebruik is.
• Berg de batterij op in een droge ruimte met een temperatuur die tussen de volgende waarden ligt. Wanneer
een batterij lange tijd wordt opgeslagen, moet deze ten minste om de zes maanden worden opgeladen.
Tijd in opslag
1 week of korter
1 week tot 1 maand
1 tot 6 maanden
6 maanden tot een jaar
• Batterijen genereren stroom door middel van een chemische reactie en hebben daarom een beperkte
levensduur. Zelfs als ze zijn opgeborgen en langere tijd niet worden gebruikt, vermindert het vermogen van
de batterij in de loop van de tijd. Dit kan tot gevolg hebben dat de werkingstijd van de batterij korter wordt,
ondanks het feit dat deze correct is opgeladen. In dit geval is een nieuwe batterij nodig.
PROCEDURE
1. Sluit de stroomkabel aan op de oplader en steek de
stekker van de oplader in een stopcontact.
2. Plaats de batterij in de oplader door de sleuven in de
batterij over de geleiders op de oplader te schuiven.
3. Als het opladen start, gaan de lampjes knipperen.
4. Het lampje brandt ononderbroken wanneer de batterij is
opgeladen.
5. Verwijder de batterij en haal de stekker uit het
stopcontact.
Temperatuurbereik
-20 tot 50 °C
-20 tot 45 °C
-20 tot 40 °C
-20 tot 35 °C
28
Geleiders
Geleider 1
Oplaadlampje
Geleider 2
Sleuven