Atmosferische correctiefactor
De snelheid van de gebruikte lichtstraal voor de meting varieert afhankelijk van atmosferische
omstandigheden zoals temperatuur en luchtdruk. Stel de atmosferische correctiefactor in als u bij het
meten rekening wilt houden met deze invloeden.
• Het instrument is zo ontworpen dat de correctiefactor 0 ppm is bij een luchtdruk van 1013.25 hPa, een
temperatuur van 15 °C en een luchtdruk van 50%.
• Als er waarden worden opgegeven voor de temperatuur, luchtdruk en vochtigheidsgraad, wordt de
atmosferische correctiefactor berekent met behulp van de volgende formule die in het geheugen wordt
vastgelegd.
Atmosferische correctiefactor (ppm) =
t: luchttemperatuur (C)
p: druk (hPa)
e: dampdruk (hPa)
h: relatieve vochtigheidsgraad (%)
E : verzadigingsdruk
• e (dampdruk) kan worden berekend met behulp van de volgende formule.
• Het instrument meet de afstand met een lichtstraal, maar de snelheid van dit licht varieert afhankelijk
van de refractie-index van het licht in de atmosfeer. Deze refractie-index varieert afhankelijk van de
temperatuur en druk. Nagenoeg normale temperatuur en druk:
Met een constante druk, een temperatuursverandering van 1 °C: een indexverandering van 1 ppm.
Met een constante temperatuur, een verandering in druk van 3,6 hPa: een indexverandering van 1 ppm.
Om zeer nauwkeurig te kunnen meten, moet de atmosferische correctiefactor worden uit temperatuur- en
drukmetingen die nog nauwkeuriger zijn, en moet een atmosferische correctie worden uitgevoerd.
Het wordt aanbevolen dat uiterst nauwkeurige instrumenten worden gebruikt om de temperatuur en de
druk van de lucht te monitoren.
• Voer de gemiddelde temperatuur, luchtdruk en vochtigheidsgraad in samen met de route van de
meetstraal in Temperature, Pressure en Humidity.
Vlak terrein: gebruik de temperatuur, druk en vochtigheidsgraad van het middelpunt van de lijn.
Bergachtig terrein: gebruik de temperatuur, druk en vochtigheidsgraad van het de middenlijn.
Als het niet mogelijk is om de temperatuur, druk en vochtigheidsgraad te meten op het middelpunt, neemt
u deze metingen bij instrumentstation (A) en het doelstation (B) en berekent vervolgens de gemiddelde
waarde.
Gemiddelde temperatuur
Gemiddelde luchtdruk
Gemiddelde vochtigheidsgraad
Gemiddelde zeeniveau
• Als er geen correcties voor weersomstandigheden nodig zijn, stelt u de ppm-waarde n op 0.
E
--------- -
e
=
h
7.5
t
100
--------------------------- -
t
+
237.3
E
=
6.11
10
: (t1 + t2)/2
: (p1 + p2)/2
: (h1 + h2)/2
Instrumentstation A
Temperatuur t
1
Druk p
1
Vochtigheidsgraad h
1
0.294280
282.324
------------------------------------------
–
1
+
0.003661
Middelpunt (C)
Doelstation (B)
Temperatuur t
Druk p
Vochtigheidsgraad h
115
19. INSTELLINGEN WIJZIGEN
p
0.04126
e
------------------------------------------
+
t
1
+
0.003661
t
2
2
2