5.5 Insulineslang doorspoelen
Het vullen van de slang wordt niet alleen gebruikt voor het vullen van een
nieuwe lege slang, maar ook voor het doorspoelen van een al gevulde slang,
waarbij luchtbellen verwijderd kunnen worden. Indien u luchtbellen in de
slang constateert, dient u de slang door te spoelen. Koppel bij het spoelen
altijd beide slangen van de canules af.
Mocht het voorkomen dat de AP langdurig op pauze staat terwijl de canules
losgekoppeld zijn, dan is het belangrijk om de insuline- en glucagontoevoer
te controleren op verstoppingen voordat u de infusiesets weer aankoppelt.
Wanneer dit langer dan een uur is, dient u de glucagonslang te spoelen om
te controleren of deze druppelt en dus niet verstopt is geraakt (paragraaf
6.5). Bij meer dan vier uur dient u zowel de insuline- als de glucagonslang te
spoelen (paragraaf 5.5 en 6.5) en ook beide canules te vullen (paragraaf 5.7
en 6.7).
Ga met de OK-knop vanuit het
basisscherm naar de iconenbalk.
1
Ga met het pijltje naar het insuline
icoon.
Doorgaan, druk OK.
2
Ga met het pijltje naar 'Slang'.
Doorspoelen, druk OK.
3
Dit scherm verschijnt, voer stap 4
uit voordat u doorgaat.
112
Het insulinecompartiment wordt
nu verlicht. Controleer of dit het
4
juiste compartiment is, waarvan u
de slang wilt doorspoelen.
Wilt u doorgaan? Kies dan 'Ja'.
Zorg dat er nu GEEN slangen aan
het lichaam gekoppeld zijn.
5
Koppel de nog aangesloten
slangen af zoals in stap 6.
Koppel alle slangen van de
canules af, zodat er geen foutieve
insuline of glucagon toediening
6
gegeven kan worden.
Indien beide slangen zijn
afgekoppeld, kies 'Ja'.
Het scherm voor het vullen van de
slang verschijnt.
7
*
Zet de AP verticaal neer om alle
lucht uit de ampul en slang te ver-
wijderen tijdens het vullen, zoals
beschreven in stap 8 en 9.
Houd de insulineslang vast om
deze te kunnen zien tijdens het
vullen.
8
Druk herhaaldelijk op 'Vullen' om
de insulineslang te vullen.
Controleer of de slang druppelt
zoals afgebeeld in stap 9...
113