Breng de smalle halve
23
afdekpleister aan over de
transmitter zoals op de afbeelding.
Verwijder schutfolie 2 van de
24
zijkanten van de smalle halve
afdekpleister en druk de pleister
Einde
aan.
66
4.6 Vingerprik
De AP kan op meerdere momenten een alarm geven voor het invoeren van
een vingerprik. U dient dan uw bloedglucosewaarde te meten en in te voeren
in de AP. Ook kunt u zelf op een willekeurig moment een vingerprik invoeren.
De vingerprikken worden gebruikt om te kijken of de gemeten sensorwaarde
(nog steeds) overeenkomt met uw daadwerkelijke bloedglucosewaarde. Het
kan zijn dat de AP daar meer dan één vingerprik voor nodig heeft. Zorg dat u
altijd een juiste waarde invoert.
Het invoeren van onjuiste vingerprikwaarden kan leiden tot onjuiste
sensorwaarden en dit kan resulteren in een verkeerde dosering. Het is van
essentieel belang dat u een juiste vingerprikwaarde invoert, omdat de AP op
basis hiervan uw glucosewaarde zal gaan regelen.
Op de volgende momenten zal de AP om een vingerprik vragen:
Dagelijks
De AP vraagt dagelijks om een vingerprik. Deze wordt gebruikt om de
sensoren te controleren. Voer de vingerprik binnen 30 minuten in, anders
kan het zijn dat de regeling gepauzeerd wordt.
Het wordt aangeraden om dagelijks, na het opstaan, een vingerprik in te
voeren. Hierdoor zal het dagelijkse vingerprikalarm vervallen.
Bij een afwijkende sensor
De sensoren wijken teveel van elkaar af. De AP heeft een vingerprik nodig
om de sensoren te controleren en indien nodig de kalibratie aan te passen.
Voer de vingerprik binnen 30 minuten in, anders kan het zijn dat de regeling
gepauzeerd wordt.
De secundaire sensor is niet actief
De secundaire sensor is niet meer actief, de AP regelt enkel op de primaire
sensor. De AP vraagt dan twee keer per dag om een vingerprik om de
primaire sensor te controleren. Voer de vingerprik binnen 30 minuten in,
anders kan het zijn dat de regeling gepauzeerd wordt.
Voor kalibratie
Kalibreren, of kalibratie, is een handeling die u moet uitvoeren om te zorgen
dat er overeenstemming is tussen de glucosewaarde die uw sensor meet
en uw daadwerkelijke bloedglucosewaarde. Kalibreren is altijd noodzakelijk
wanneer u start met de AP behandeling en/of een nieuwe sensor plaatst.
Voordat u kunt kalibreren, moet de nieuw geplaatste sensor eerst inlopen.
Daarnaast moet uw glucosewaarde op basis van de andere sensor in het
juiste gebied zitten (combinatie van glucosewaarde en slope) voordat het
vingerprik alarm gegeven wordt.
Tijdens het kalibreren van een nieuwe sensor wordt om minstens twee
vingerprikken gevraagd. Om het systeem goed te kalibreren, moeten deze
67