vingerprikken 7 minuten na elkaar uitgevoerd worden. Daarnaast dient uw
glucosewaarde zich tussen de 4.0 en 11.0 mmol/L te bevinden en stabiel
te zijn voor een goede kalibratie. Ga daarom nooit kalibreren vlak na een
maaltijd en neem geen koolhydraten tijdens de kalibratie.
Op eigen initiatief
U kunt tussendoor zelf een vingerprik invoeren, zonder dat de AP daar om
vraagt. Afhankelijk van de beschikbaarheid van de sensoren geeft de AP aan
of u wel of niet een vingerprik kunt invoeren. Dit kunt u vinden in het 'Ik' menu
onder 'Vingerprik'. Voer alleen een vingerprik in als deze tussen de 4.0 en 11.0
mmol/L zit.
Onjuist ingevoerde vingerprikwaarde
Indien u een onjuiste vingerprikwaarde heeft ingevoerd in de AP (door een
foutieve meting of foutieve invoer), dan moet u proberen om een juiste
nieuwe vingerprikwaarde in te voeren. Het kan zijn dat de AP hierna nog om
een tweede vingerprik vraagt. Zorg dat u de alarmen opvolgt.
Indien het u niet lukt om een nieuwe vingerprik in te voeren of u het gevoel
heeft dat u door uw onjuist ingevoerde vingerprik een verkeerde dosering
kunt krijgen, schakel dan de regeling uit en neem contact op met uw
behandelaar.
Was altijd eerst uw handen
1
voordat u een vingerprik gaat
uitvoeren, om een foutieve
meting te voorkomen.
Ga met de OK-knop vanuit het
basisscherm naar de iconenbalk.
Ga met het pijltje naar het 'Ik'
2
icoon.
Onthoud wat de door de AP
gemeten glucosewaarde is.
Doorgaan, druk OK.
68
'Vingerprik' is geselecteerd.
3
Afhandelen, druk OK.
Meet uw bloedglucosewaarde
met de aanbevolen
bloedglucosemeter.
4
Als deze waarde erg afwijkt van de
waarde gezien op de AP bij stap
2, meet uw glucosewaarde dan
opnieuw en voer die in.
Voer uw bloedglucosewaarde in
met behulp van de pijltjes.
5
Elk getal dient bevestigd te
worden met 'Volgende' door op
OK te drukken.
Controleer of u de juiste waarde
6
heeft ingevoerd.
Doorgaan, kies Ja.
De bloedglucosewaarde is
ingevoerd.
7
Druk op OK om de procedure
Einde
correct af te sluiten. De AP gaat
terug naar het basisscherm.
69