Overige componenten
1
Afb.: Zadelpenklem
1 Snelspanner
2 Zadelpen
2. Stel de zadelhoogte zodanig in dat u over een comfortabele
zitpositie beschikt.
3. De markering op de zadelpen mag niet zichtbaar zijn (zie
afb. "Minimale insteekdiepte").
4. Draai het zadel zodat het vanboven bekeken op een lijn met
het midden van het frame staat.
1
Afb.: Minimale insteekdiepte
1 Zadelpenklem
2
3
3 Schroef
2
2 Markering
5. Sluit de snelspanner tot hij tegen de zadelbuis ligt of draai de
schroef van de zadelpenklem met de klok mee vast met het
aangegeven draaimoment.
6. Controleer of de zadelpen stevig vast zit. Ga daarvoor op het
zadel zitten en wip op en neer.
7. Controleer of u het zadel kunt verdraaien of bewegen.
• Wanneer u het zadel kunt draaien, moet u de snelspan-
ner opnieuw afstellen (zie hoofdstuk "Instellingen" op
pagina 100).
12.2.2.3 zadelpositie
Afhankelijk van het model kunt u bij uw fiets de hoek van het zadel
en de afstand tot het stuur instellen.
•
Controleer over welke zadelinstellingen uw zadelpen beschikt
(zie afb. "Zadelpennen met één schroef" en afb. "Zadelpennen
met meerdere schroeven").
Afb.: Zadelpennen met één schroef
1 Schroef
1
93