Versnelling
1
Afb.: Achterderailleur
1 Kettingspanner met kettingrollen
7.1.2 Bediening
WaarscHuWinG
Onoplettendheid in het wegverkeer.
risico op ongevallen en verwondingen!
• Maak uzelf vertrouwd met de werking van de versnel-
ling.
• Bedien de versnelling alleen wanneer uw aandacht voor
het wegverkeer daardoor niet wordt beperkt.
LET op
Beschadigingen aan de versnelling door onjuiste bedie-
ning.
risico op beschadigingen!
• Trap bij het schakelen niet krachtig op de pedalen.
• Trap bij het schakelen niet naar achteren.
• Schakel tijdig naar een lagere versnelling vooraleer u
een helling opgaat.
•
Wanneer u het gevoel heeft dat u de bediening van het ver-
snellingssysteem nog niet onder knie heeft, kunt u om extra
uitleg vragen aan uw fietsspecialist.
•
Gebruik de tandwielcombinaties zodanig, dat de ketting in de
rijrichting zo parallel mogelijk loopt.
•
Trap bij het schakelen rustig door zonder kracht uit te oefenen.
7.1.2.1 Tandkransen schakelen met de schakelhendel
De voorste rechter schakelhendel heeft twee standen.
•
Om de ingedrukte schakelhendel automatisch naar de uit-
gangspositie te laten terugkeren, laat u de schakelhendel na
het schakelen los.
•
Om aan de tandkrans één versnelling lager te schakelen, drukt
u aan de rechterkant van het stuur op de voorste schakelhen-
del tot deze één keer klikt (zie afb. "Schakelhendel").
56