Basisbeginselen
4 Basisbeginselen
4.1 symbolen en begrippen
4.1.1 symbolen
1.
Aanwijzingen met een bepaalde volgorde beginnen met
een getal.
•
Aanwijzingen zonder een vaste volgorde beginnen met
een punt.
–
Opsommingen beginnen met een liggend streepje.
opmerking:
Aanvullende opmerkingen over de handelingsaan-
wijzingen of voor het gebruik.
4.1.2 Begrippen
Dynamo: Afwijkend van de norm wordt in plaats van "lichtma-
chine" de term "dynamo" gebruikt.
stuurpen met buitenklemming: Afwijkend van de norm wordt
in plaats van "stuurpen voor binnenbalhoofdbuis zonder schroef-
draad" de term "stuurpen met buitenklemming" gebruikt.
uitvaleinde: Verbinding van de staande en de liggende achter-
vork. De as van het achterwiel wordt in het uitvaleinde vastge-
schroefd.
Tegenhouder: Afwijkend van de norm wordt als tegenhouder de
hendel aangeduid die als tegenlager van de terugtraprem aan de
liggende achtervork is gemonteerd.
remhendel: Afwijkend van de norm wordt met remhendel de
hendel bedoeld die voor de bediening van de velg-, trommel- of
schijfrem aan het stuur is bevestigd.
Drukpunt (hydraulische rem): De positie van de remhendel
waarop de rem begint te remmen.
Lock-out: Functie om de geveerde voorvork te blokkeren.
pedaalaandrijving: Samenstel van pedaal, crank, trapas en ket-
tingwiel.
sag: Inveren van de vering dat alleen door het lichaamsgewicht
van de fietser wordt veroorzaakt.
Afb. Pedaalaandrijving
1 Kettingwiel
2 Trapas
1
2
4
3
3 Pedaal
4 Crank
19