Inhoudsopgave
Advertenties
Versnelling
7.2.3 instellingen
•
Als de werking van de naafversnelling vermindert, moet u de
spanning van de versnellingskabel instellen.
De spanning van de versnellingskabel moet in combinatie met de
naafversnelling afgesteld worden.
7.2.3.1 naafversnelling met 3 standen
1. Schakel naar de 3e versnelling en schakel daarna door naar
de 2e versnelling (zie hoofdstuk "Bediening" op pagina 60).
2. Schroef aan de rechterkant van het achterwiel de con-
tramoer op de behuizing van de naafversnelling los (zie
afb. "Instelling 'Nexus'").
3. Draai zodanig aan de kartelmoer dat de aanduiding in het
kijkvenster exact tussen de streepjes of pijlen staat.
4. Schakel nog een keer van de 2e versnelling naar de 3e ver-
snelling en weer terug naar de 2e versnelling.
5. Controleer of de beide markeringen aan de naaf van het
achterwiel met elkaar overeenstemmen.
• Herhaal het instelproces als de beide markeringen aan de
naaf van het achterwiel niet met elkaar overeenstemmen.
6. Draai de contramoer vast.
• Draai de contramoer voorzichtig en met gedoseerde kracht
vast.
1
2
Afb.: Instelling 'Nexus'
1 Kartelmoer
2 Contramoer
opmerking:
Maak de bevestigingsschroef los om het achterwiel
te verwijderen (zie afb. "Instelling 'Nexus'").
Draai de bevestigingsschroef bij de montage vast met een draai-
moment van 3 tot 5 Nm.
7.2.3.2 naafversnelling met 5 versnellingen
1. Schakel naar de 5e versnelling en schakel daarna door naar
de 3e versnelling (zie afb. "Draaischakelaar naafversnelling").
• Gebruik bij het instellen van de versnellingen zo min moge-
lijk kracht om een te ver doorschakelen te voorkomen.
De trekschroef bevindt zich aan de onderkant van het stuur.
2. Draai de trekschroef op de draaigreep zodanig dat beide
markeringen aan de naaf van het achterwiel met elkaar
overeenstemmen (zie afb. "Markering op de naaf van het
achterwiel").
3. Schakel nog een keer van de 3e versnelling naar de 5e ver-
snelling en weer terug naar de 3e versnelling.
3
4
3 Markering
4 Bevestigingsschroef
62
Advertenties
Inhoudsopgave
