Pagina 1
GEBruiKsaanWiJzinG Voor DE BEDiEninG, insTELLinG, rEiniGinG En HET onDErHouD Din En iso 4210 / Din En 82079-1 EEn MaaT sTaDs- En ToErFiETs Verkoop: Hermann Hartje KG Tel. 04251–811-90 info@hartje.de ID: #07109 www.hartje.de...
Deze garantie vervalt als de inspectie-intervallen niet in acht worden genomen, als de fiets voor andere doeleinden wordt gebruikt dan waarvoor hij is bestemd, als hij verkeerd wordt gerepareerd of wordt omgebouwd of gewijzigd. Tekst: Eigendom van de firma Hartje KG, Hoya, geen reproductie zonder onze toestemming...
Aanduidingen onderdelen 2 aanduidingen onderdelen opmerking: De afbeelding kan afhankelijk van uw model of de geko- zen uitrusting afwijken. Lees de speciale instructies over uw uitrusting Frame: in de betreffende hoofdstukken. Buitenbalhoofdbuis Koplamp Hoofdframebuis met reflector Liggende achtervork Remhendel Staande achtervork Stuur Stuurpen Zadelbuis...
Veiligheid 3 Veiligheid 3.1 algemene instructies 3.1.1 Lees de gebruiksaanwijzing goed door Lees nauwkeurig alle waarschuwingen en instructies in deze gebruiksaanwijzing alvorens de fiets te gebrui- ken. Lees wanneer u een E-bike (Pedelec) hebt gekocht de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing zorgvuldig door voordat u de E-bike gebruikt. Afb.
Veiligheid 3.2 reglementair gebruik Waarschuwingen zijn er in de volgende categorieën: WaarscHuWinG WaarscHuWinG Dit signaalwoord duidt op een gevaar met een gemiddelde Gevaren voor kinderen en voor personen met onvol- mate van risico, die de dood of zwaar letsel tot gevolg kan doende kennis of vaardigheden! hebben als het niet wordt vermeden.
Pagina 11
Veiligheid WaarscHuWinG VoorzicHTiG De remweg kan langer worden of de fiets kan in een bocht Kans op valpartijen door het dragen van verkeerde schoe- wegglijden, bijv. bij regen of een vuile rijweg. nen. risico op ongevallen en verwondingen! Letselgevaar! • Pas uw rijstijl aan de weersomstandigheden en de weg •...
Veiligheid 3.3 Wegverkeer De fabrikant of fietsspecialist is niet aansprakelijk voor schade die is ontstaan door oneigenlijk of verkeerd gebruik. Gebruik de fiets alleen op de manier die in deze gebruiksaanwijzing is beschreven. WaarscHuWinG Elk ander gebruik geldt als oneigenlijk en kan leiden tot ongeval- Onjuist of oneigenlijk gebruik.
Veiligheid 3.3.1 Fietshelm WaarscHuWinG • Voor uw veiligheid: Draag een fietshelm ook wanneer er geen Onoplettendheid in het wegverkeer. wettelijke verplichting bestaat. risico op ongevallen en verwondingen! • Wetten en voorschriften kunnen op elk moment wijzigen. Infor- • Laat u tijdens het fietsen niet afleiden door andere acti- meer uzelf regelmatig over de geldende wetgeving.
Veiligheid 3.5 restrisico’s WaarscHuWinG Het gebruik van de fiets is ondanks de naleving van alle veilig- Het onjuist koppelen van de fietskar kan leiden tot kapotte heids- en gevarenvoorschriften verbonden met de volgende onderdelen. onvoorspelbare restrisico’s: risico op ongevallen en verwondingen! –...
Veiligheid • Vervoer een kind uitsluitend in de kinderstoel of de fietskar als het kind jonger is dan 8 jaar en minder dan 22 kg weegt. • Vervoer een kind uitsluitend in de kinderstoel of de fietskar wanneer u minstens 16 jaar oud bent. •...
Veiligheid • Gebruik uitsluitend een fietskar met een werkende verlichting die voldoet aan de geldende voorschriften en wet- geving. • Kies voor een veilig houvast van het kind een aanhangsys- teem met vasthoudsysteem. • Laat de aanhanger uitrusten met een minstens 1,5 m hoge en buigzame vlaggenstang met een vlag in een fluorescerende kleur en afschermingen van de spaken en wielkasten.
Basisbeginselen 4 Basisbeginselen remhendel: Afwijkend van de norm wordt met remhendel de hendel bedoeld die voor de bediening van de velg-, trommel- of schijfrem aan het stuur is bevestigd. 4.1 symbolen en begrippen Drukpunt (hydraulische rem): De positie van de remhendel waarop de rem begint te remmen. 4.1.1 symbolen pedaalaandrijving: Samenstel van pedaal, crank, trapas en ketting- Aanwijzingen met een bepaalde volgorde...
Basisbeginselen 4.3 Draaimomenten 4.1.4 Eenheden WaarscHuWinG Een- Betekenis Eenheid voor heid Materiaalmoeheid door niet juist aandraaien van schroef- 1/min per minuut Omwentelingen verbindingen. Druk (verouderd) risico op ongevallen en verwondingen! Gram Gewicht (=kg/1000) • Gebruik de fiets niet met losse schroefverbindingen. Kilogram Gewicht (=g×1000) •...
Basisbeginselen • Vraag eventueel naar het passende draaimoment voor andere VoorzicHTiG onderdelen of raadpleeg de meegeleverde handleiding van de verschillende onderdelen. Bedieningselementen op het stuur zijn beperkt te berei- ken bij een onjuiste zithouding. Schroefverbinding Draaimo- risico op ongevallen en verwondingen! ment in Nm Crank (staal / aluminium) 30 / 40...
Basisbeginselen 4.5 slijtage WaarscHuWinG Onjuiste werking door buitensporige slijtage, materiaalmoe- heid of loszittende schroefverbindingen. 90° risico op ongevallen en verwondingen! • Controleer uw fiets regelmatig. • Gebruik de fiets niet als u een buitensporige slijtage of losse schroefverbindingen vaststelt. Afb. Kenmerken van een optimale zitpositie •...
Basisbeginselen 4.7.1 Eigen gewicht bepalen Harde klappen, stoten of spanningen zijn schadelijk voor frames, voorvorken en wielen van carbon en composietmateriaal. De • Weeg de fiets, eventueel met alle optionele uitrustingen, om interne structuur van het materiaal wordt negatief veranderd zon- het leeggewicht vast te stellen.
Basisbeginselen 4.8 Transport 4.9 Voor het begin van de rit LET op WaarscHuWinG Onjuist gebruik van fietsdragers. Onverwacht gedrag van de fiets. risico op beschadigingen! risico op ongevallen en verwondingen! • Gebruik uitsluitend goedgekeurde fietsdragers waarmee • Oefen het remmen en schakelen op een rustige plek, de fiets recht kan worden getransporteerd.
Basisbeginselen • Maak uzelf vertrouwd met de remeigenschappen van het type WaarscHuWinG rem dat op uw fiets aanwezig is, het liefst bij lage snelheid en ver weg van het overige wegverkeer (zie hoofdstuk “Remmen” Materiaalbreuk door slijtage en losse schroefverbindin- op pagina 27).
Basisbeginselen 4.11 onderhoud en inspectie het frame, de voorvork en de zadelpen – • Het frame, de voorvork en de zadelpen mogen geen scheu- Wanneer u zelf niet over voldoende kennis of het benodigde ren, vervormingen of kleurveranderingen vertonen. gereedschap beschikt om onderhoud uit te voeren, kunt u zich het –...
Basisbeginselen 4.12 na een val 4.13 reiniging en conservering WaarscHuWinG VoorzicHTiG Na een valpartij of ongeval kan er verborgen schade aan Pas op dat u niet bekneld raakt tussen de bewegende de fiets ontstaan, bijv. kleine barstjes. Componenten van onderdelen van de fiets. carbon en aluminium kunnen beschadigd zijn, ook als dit Letselgevaar! niet direct zichtbaar is.
Pagina 26
Basisbeginselen • Wanneer uw fiets beschikt over velgremmen mag u de velgen LET op niet insmeren, heeft uw fiets schijfremmen, dan dient u de remschijven te ontzien. Lekkende olie of vet. • Volg de instructies uit de bijgeleverde gebruiksaanwijzing van schadelijk voor het milieu! de afzonderlijke componenten op.
Remmen 5 remmen WaarscHuWinG Langere remweg als gevolg van verminderde remkracht WaarscHuWinG bij natte omstandigheden. Verkeerde remblokken kunnen leiden tot een vermin- risico op ongevallen en verwondingen! derde of te krachtige remprestatie of tot het uitvallen van • Pas uw rijstijl en uw snelheid aan de weersomstandig- de remmen.
Remmen Afhankelijk van het model zijn de volgende remmen gemonteerd: WaarscHuWinG – Velgrem Mogelijk huidletsel bij contact met remvloeistof. – Schijfrem (hydraulisch en mechanisch) risico op verbranding en vergiftiging! – Terugtraprem • Wanneer u in contact bent gekomen met remvloeistof, •...
Remmen 5.2 Toewijzing remhendels 5. Beweeg de remschijf voorzichtig heen en weer om te contro- leren of de remschijf zonder speling aan het wiel vastzit. De remhendels zijn standaard als volgt toegewezen (zie afb. “Toe- 6. Controleer of de wielen van de fiets blokkeren bij aangetrok- wijzing remhendels”).
Remmen 5.3 parkeerrem Een parkeerrem is een vergrendeling om te voorkomen dat de fiets per ongeluk wegrolt. Sommige remhendels zijn voorzien van een vergrendelingsfunc- tie, er zijn verschillende uitvoeringen. • Controleer of uw remhendel een vergrendelingsfunctie heeft. – Om de rem te vergrendelen, trekt u de remhendel naar het stuur toe en duwt u de vergrendelingsschuif naar de remhen- del toe.
Remmen 5.4 Velgrem • Verwijder het vuil van de verschillende onderdelen van de vel- grem en de velg meteen met een licht vochtige doek. WaarscHuWinG • Controleer of alle schroeven van de remmen vastzitten. • Controleer of de remhendel draaivast aan het stuur zit. Gebroken velg als gevolg van slijtage.
Pagina 32
Remmen • Ga na of er bij een volledig aangetrokken remarm nog een afstand van minstens 1 cm tussen de remarm en het handvat over is. • Laat de velgrem door een erkende fietsspecialist juist afstellen wanneer de afstand kleiner is dan 1 cm. •...
Remmen opmerking: Niet alle remblokken hebben ribbels om de slijtage- • Controleer of de remblokken bij het aantrekken en loslaten van grens vast te kunnen stellen. Vraag aan uw fietsspecialist hoe u de remhendel gelijkmatig en symmetrisch in de richting van de de slijtagegrens kunt vaststellen.
Remmen 5.4.3 instellingen WaarscHuWinG Verminderde remkracht door onjuist afgestelde remmen. risico op ongevallen en verwondingen! • Laat de remmen alleen door een erkende fietsspecialist afstellen. Afb. Instelschroeven Een juiste afstelling van de remmen vereist specialistische kennis. 1 Drukpunt 2 Grijpafstand Wanneer u zelf niet over voldoende kennis of het benodigde gereedschap beschikt, kunt u zich het best tot uw fietsspecialist Drukpunt wenden.
Pagina 35
Remmen 2. Draai de kartelmoer vast of los tot de afstand van de rem- blokken aan beide kanten 1 tot 2 mm bedraagt (zie afb. “Mechanische velgrem”). • Pak daarbij de remkabel voor de kartelmoer vast en trek er lichtjes aan tot de kartelmoer gemakkelijker kan worden gedraaid.
Remmen 5.5 schijfrem LET op VoorzicHTiG Vol remmen met nieuwe remblokken kan tot een vergla- zing van de remblokken leiden. Mogelijke verbrandingen door contact met hete remschij- risico op beschadigingen! ven. • Rem nieuwe schijfremmen buiten het wegverkeer in. Verbrandingsgevaar voor de huid! •...
Remmen Wanneer de schrijfremmen nieuw zijn of wanneer de remvoerin- gen of remschijf vervangen zijn, moeten de schijfremmen ingeremd worden. • Volg hiervoor de instructies van de producent of vraag advies aan een erkende fietsspecialist. • Wanneer de schijfremmen na het inremmen niet naar wens functioneren of wanneer u tijdens het remmen ongewone geluiden hoort, kunt u de schijfremmen het best door een erkende fietsspecialist na laten kijken.
Remmen 5.5.3 instellingen 5.5.3.1 remblokken vervangen WaarscHuWinG WaarscHuWinG Onjuist gemonteerde remvoeringen kunnen leiden tot sto- Verminderde remkracht of uitval van de remmen door ringen, bijv. het uitvallen van de rem. onjuist afgestelde remmen. risico op ongevallen en verwondingen! risico op ongevallen en verwondingen! •...
Pagina 39
Remmen 6. Druk beide remblokken met duim en wijsvinger op elkaar en plaats ze met de juiste kant naar achter in het remzadel. 7. Steek de splitpen weer in het remzadel. Controleer of de splitpen aan de binnen- kant weer goed buigt. 8.
Remmen 5.6 Terugtraprem Controleer regelmatig of de terugtraprem juist functioneert. 1. Controleer of de tegenhouder stevig vastzit op achtervork. WaarscHuWinG • Is de schroef van de tegenhouder los, schroef deze dan vast door hem met de klok mee te draaien. De terugtraprem werkt niet wanneer de ketting van het •...
Remmen 5.6.2 Bediening De instelling van de remmen vereist specialistische vakkennis. Wanneer u zelf niet over voldoende kennis of het benodigde • Om te remmen trapt u achterwaarts gereedschap beschikt, kunt u zich het best tot een erkende fiets- op de pedaalaandrijving (zie afb. “Terugtraprem”). specialist wenden.
Verlichting 6 Verlichting 6.1 Basisbeginselen WaarscHuWinG Slechte zichtbaarheid voor andere verkeersdeelnemers. risico op ongevallen en verwondingen! • Schakel bij slecht zicht of wanneer het donker is de ver- lichting in. Voor deelname aan het wegverkeer moeten fietsen uitgerust Afb. Aanwezige verlichting (voorbeeld) zijn met een koplamp, achterlicht, reflecterende pedalen, zijre- 1 Koplamp met reflector (wit) 3 Reflector aan het pedaal (geel)
Verlichting 6.2 Bediening Afhankelijk van het model, wordt de fiets voorzien van een andere koplamp. Vergelijk met afbeelding “Koplampmodellen” over welke koplamp de fiets beschikt. WaarscHuWinG Wanneer u bij slecht zicht zonder verlichting fietst, wordt u misschien door andere wegge- Afb. Achterlamp bruikers niet gezien.
Verlichting Afb. Koplampmodellen (voorbeeld) 1 Met lichtsensor 2 Zonder lichtsensor Afb. Schakelaartypes (voorbeeld) Sommige koplampen beschikken over standlicht. 1 aan-uitschakelaar Als u bij een ingeschakelde verlichting ten minste 3 minuten fietst, • Druk bij de koplamp zonder lichtsensor op de knop om de wordt in de koplamp een condensator opgeladen.
Verlichting 6.3.1 Verticale instelling 6.3.2 Horizontale instelling • Controleer of de houder verticaal op één lijn met de buitenbal- 1. Controleer of de koplamp verticaal is ingesteld. hoofdbuis loopt als u de houder van voren bekijkt. 2. Draai schroef 2 van de houder tegen de wijzers van de klok in zo ver los tot de koplamp met een lichte weerstand naar voren of naar achteren kan worden gekanteld.
Versnelling 7 Versnelling 1. Ga na of de versnellingscomponenten niet beschadigd zijn. • Neem contact op met uw fietsspecialist wanneer u bescha- De versnelling bestaat bij een fiets uit een schakelbare transmis- digingen aan een van de onderdelen vaststelt. sie en de bijbehorende bedieningselementen. Hierdoor worden de 2.
Versnelling 7.1 Derailleur Hoe groter de tandkrans, hoe lager de gekozen versnelling. In een lagere versnelling trapt u dus vaker rond. 7.1.1 Basisbeginselen opmerking: De kettingwielen worden niet als versnellingen, maar afhankelijk van de rijbaan gekozen. De derailleur bestaat uit 1 tot 3 kettingwielen aan de crank en 7 Hoe kleiner het kettingwiel, hoe hoger de trapfrequentie.
Versnelling Afb. Reguliere tandwielcombinaties Afb. Afstand tussen achterderailleur en spaken 1 Tandkransen aan het 2 Kettingwielen aan de 1 Vrije ruimte achterwiel pedaalaandrijving 7.1.1.1 Tandwielcombinaties Bij verkeerde tandwielcombinaties veroorzaakt het schuin lopen van de ketting een grotere slijtage van kettingwielen, tandkransen LET op en ketting.
Versnelling LET op Beschadigingen aan de derailleur door onjuiste bedie- ning. risico op beschadigingen! • Trap bij het schakelen niet krachtig op de pedalen. • Trap bij het schakelen niet naar achteren. • Schakel tijdig naar een lagere versnelling vooraleer u een helling opgaat.
Versnelling 7.1.2.3 schakelen met de draaischakelaar • Om te schakelen, draait u aan de draaischakelaar (zie afb. “Draaischakelaar van de derailleur”). Afb. Draaischakelaar derailleur (voorbeeld) Afb. Schakelhendel (voorbeeld) 7.1.3 instellingen 1 Voorste schakelhendel 2 Achterste schakelhendel LET op • Om aan de tandkrans twee versnellingen lager te schakelen, drukt u aan de rechterkant van het stuur op de voorste scha- Beschadigingen aan de derailleur door onjuiste instellin- kelhendel tot deze twee keer klikt.
Pagina 51
Versnelling Met behulp van de spanschroef op de achterderailleur stelt u de spanning in, met de spanschroef op de schakelhendel zelf stelt u de spanning van de omwerper in. • Indien u na het schakelen tijdens het rijden geluiden hoort, corrigeert u de schakeltrekspanning door middel van de spanschroeven aan de achterderailleur of de schakelhendel (zie afb.
Versnelling 7.2 naafversnelling 7.2.2 Bediening 7.2.1 Basisbeginselen WaarscHuWinG De naafversnelling bevindt zich in het achterwiel en kan bediend Onoplettendheid in het wegverkeer. worden via een draaischakelaar of een schakelhendel aan de risico op ongevallen en verwondingen! rechterkant van het stuur. • Maak uzelf vertrouwd met de werking van de naafver- opmerking: Een uitzondering hierop vormt de automatische snelling.
Versnelling • Ga na met welk type naafversnelling uw fiets is uitgerust. opmerking: Afhankelijk van het model is uw fiets uitgerust met een naafversnelling met of zonder terugtraprem (zie hoofdstuk “Fietspas” op pagina 95). 7.2.2.1 schakelen met de draaischakelaar Om te schakelen, draait u aan de draaischakelaar (zie afb.
Versnelling 7.2.3.1 naafversnelling met 5, 7 en 8 versnellingen 1. Als uw fiets is uitgerust met een naafversnelling met 5 ver- snellingen, schakel dan naar de 5e versnelling en schakel daarna door naar de 3e versnelling. Als uw fiets is uitgerust met een naafversnelling met 7 of 8 versnellingen, schakel dan naar de 7e of 8e versnelling en schakel daarna door naar de 4e versnelling (zie afb.
Versnelling 7.2.3.2 naafversnelling met 11 versnellingen 1. Schakel naar de 11e versnelling en schakel daarna door naar de 6e versnelling (zie afb. “Draaischakelaar van de naafversnelling”). • Gebruik bij het instellen van de versnellingen zo min moge- lijk kracht om een te ver doorschakelen te voorkomen. De trekschroef bevindt zich aan de onderkant van het stuur.
Versnelling 7.3 Elektronische naafversnelling rohloff E-14 7.3.1 Basisbeginselen De naafversnelling bevindt zich in het achterwiel en kan bediend worden via elektronische knoppen op het stuur. • Laat bij een elektronische naafversnelling eenmaal per jaar of Afb. Versnellingsmechanisme na 5000 km de olie van de naafversnelling verversen door een 1 Kabel 2 Versnellingsmechanisme erkende fietsspecialist.
Versnelling • Om drie versnellingen terug te schakelen, drukt u de knop LET op iets langer in. Beschadigingen aan de elektronische naafversnelling De huidige versnelling wordt kort op het scherm getoond bij door onjuiste bediening. – het wisselen van versnelling; risico op beschadigingen! –...
Versnelling 7.4 Traploze versnelling (Enviolo) 7.4.2 Bediening • Om traploos hoger te schakelen, draait u de draaischakelaar WaarscHuWinG naar achteren. Onoplettendheid in het wegverkeer. De indicator beweegt zich in de richting “Vlak” (zie afb. “Draaischa- kelaar 'Enviolo'”). risico op ongevallen en verwondingen! •...
Pagina 59
Versnelling 1. Indien minder dan 0,5 mm speling aanwezig is, draait u de stel- moer met de klok mee vaster (zie afb. "Instellingen 'Enviolo'"). 2. Indien meer dan 1,5 mm speling voorhanden is, draait u de stelmoer tegen de klok in losser. 3.
Versnelling 7.5 Di2-versnelling LET op Als uw fiets is uitgerust met een elektronische DI2-versnelling, Beschadigingen aan de elektronische DI2-versnelling beschikt u over een handmatige en een automatische versnel- door onjuiste bediening. lingsmodus. risico op beschadigingen! In de handmatige versnellingsmodus kunt u via de desbetreffen- •...
Versnelling 7.5.1.2 Versnellingsmodus wisselen Via de desbetreffende knop op de bedieningseenheid kunt u wis- selen tussen de handmatige en automatische versnellingsmodus (zie afb. “Bedieningseenheid”). • Druk op de knop 2, om de versnellingsmodus te wisselen. Op het display van de displayeenheid wordt weergegeven welke versnellingsmodus is ingesteld (zie afb.
Aandrijvingen 8 aandrijvingen 8.1.2 Bediening Trap de pedalen rond om de pedaalaandrijving en zo de fiets in Onder een aandrijving wordt een mechanisme verstaan waarmee beweging te zetten. een bepaald object in beweging wordt gezet. 8.1.3 pedaalaandrijving controleren Bij een fiets wordt spierkracht via de pedalen overgebracht op het aandrijfwiel.
Aandrijvingen 8.2 Kettingaandrijving • Ga na of alle onderdelen onbeschadigd zijn. • Neem contact op met uw fietsspecialist wanneer u bescha- 8.2.1 Basisbeginselen digingen aan een van de onderdelen vaststelt. 8.2.2 Bediening Trap de pedalen rond om de kettingaandrijving en zo de fiets, in beweging te zetten.
Aandrijvingen 8.3 riemaandrijving LET op 8.3.1 Basisbeginselen Beschadiging van de riem door onjuist gebruik. risico op beschadigingen! • Zorg ervoor dat de riem niet knikt, verdraait, naar achter doorbuigt, naar buiten draait, vast komt te zitten of als sleutel gebruikt wordt. • Tijdens de montage mag de riem niet opgerold met de tandkrans van de voorste schijf of met een hefinstrument, bijvoorbeeld een schroevendraaier, op zijn plaats gebracht worden.
Aandrijvingen 8.3.2 Bediening • Controleer de riemaandrijving regelmatig op slijtage. • Vervang de riem wanneer u bijvoorbeeld scherpe tanden, Trap de pedalen rond om de riemaandrijving en zo de fiets, in scheuren of ontbrekende tanden vaststelt. beweging te zetten. • Vervang de tandkrans als deze bijvoorbeeld haaientanden 8.3.3 instellingen heeft.
Fietsketting 8.4 Fietsketting 8.4.1 Basisbeginselen De fietsketting overdraagt het draaien van het wiel dat door het trappen van de fietser wordt aangedreven. • Verwijder bij fietsen met omlopend kettingscherm het ketting- scherm (zie afb. “Fietsketting”). • Laat bij twijfel de fietsspecialist uitleggen hoe u het ketting- scherm kunt verwijderen.
Fietsketting 8.4.2 instellingen 8.4.2.1 Kettingspanning controleren Door gebruik te maken van een kettingspanner, is het mogelijk de kettingaandrijving zo in te stellen dat de spanning zo min mogelijk tot slijtage leidt. De juiste spanning voorkomt dat de kettingaandrijving te snel slijt. • Druk de ketting naar boven of beneden en controleer of u de ketting tussen 10 en 15 mm kunt indrukken.
Overige componenten 9 overige componenten 9.1.2 Bediening Houd beide handen aan het stuur en let op dat de handgrepen niet 9.1 stuur knikken. Zorg dat u comfortabel zit. VoorzicHTiG 9.1.1 Basisbeginselen Beknelde ledematen. Het stuur is een van de contactgebieden tussen de berijder en de fiets.
Overige componenten 9.1.4 uitlijnen van het stuur LET op Beschadiging van de kabels door overmatig draaien. risico op beschadigingen! • Draai het stuur geen 360 graden, om de kabels niet te beschadigen. 1. Draai beide klembouten van de stuurpen tegen de klok in Afb.
Overige componenten 1. Draai de vier schroeven van de klemring uit tegen de wij- zers van de klok in tot het stuur in de klemring kan worden gedraaid. 2. Draai het stuur zodanig dat u de hendel van de handremme- nen de bel tijdens het fietsen goed kunt bedienen.
Overige componenten 9.1.7 rijstand 4. Draai het stuur voorzichtig 90° tegen de richting van het voorwiel totdat de vergrendeling vanzelf ineensluit. Houd het 1. Houd het stuur vast en klap de snelspanner naar buiten om voorwiel stevig vast. (zie afb. “Fietsstand voorbereiden”). 5.
Overige componenten De pedalen zijn aan de cranks bevestigd. Met de voeten op de pedalen wordt de fiets aangedreven. Met vouwpedalen kan de fiets plat opgeborgen of vervoerd wor- den. • Verwijder het vuil van de vouwpedalen met een licht vochtige doek of een borstel.
Overige componenten 9.3 zadel 9.2.2 Bediening 1. Steek een vinger door de opening om het vouwpedaal te 9.3.1 Basisbeginselen ontgrendelen (zie afb. “Klaprichting”). Het zadel is het deel van de fiets dat de fietser houvast biedt en 2. Trek de klemschuiven naar achteren. tijdens het rijden meerdere zithoudingen biedt. De ideale vorm van 3.
Overige componenten als u twijfelt over de beoordeling van de toegestane belasting 9.3.3.1 zadelhoogte van het zadel of de zadelpen, vraag het dan aan een erkende WaarscHuWinG fietsspecialist. Het zadel en de zadelpen vormen een geheel, dus het draag- Onjuiste instelling van de zadelpen. vermogen moet altijd samen worden beoordeeld.
Overige componenten • Controleer of de markering onder de zadelpen niet zicht- • Draai beide schroeven onder het zadel uit tegen de wijzers baar is en of de zadelpen minimaal 12 cm in het frame is van de klok in tot het zadel naar voren of achteren geschoven gestoken.
Overige componenten 9.3.4 Bescherming tegen diefstal van de zadelpen 9.3.3.4 zadelpositie en zadel kantelen (geveerde zadelpen) LET op Verkeerd verwijderen en aanbrengen van de zadelpen kan leiden tot beschadigingen. risico op beschadigingen! • Als u twijfels hebt in verband met het verwijderen en aanbrengen van de zadelpen, vraag dan advies aan uw fietshandelaar of laat het werk uitvoeren door een Afb.
Pagina 77
Overige componenten 1. Open de klem. 2. Draai de voorspanschroef aan de klem tegen de klok in tot aan de aanslag. 3. Draai de klem met de klok mee 180 graden. Afb. Borgclip verwijderen 1 Borgclip 2 Zadelbuis 5. Verwijder de borgclip uit de zadelbuis. Afb.
Overige componenten 9.4 Bagagedrager 6. Trek de zadelpen incl. adapterhuls er langs boven uit. 7. Om de adapterhuls van de zadelpen te verwijderen, draait u 9.4.1 Basisbeginselen de borgmoer aan de onderkant van de zadelpen los met een sleutel van 36 mm. De bagagedrager van uw fiets is bedoeld om bagage mee te ver- 8.
Pagina 79
Overige componenten • Houd de fiets vast aan het frame en raak de bagagedrager LET op aan. Ga na of alle schroefverbindingen vastzitten en niet bewegen terwijl u de bagagedrager heen en weer beweegt. Mogelijke beschadigde fietsonderdelen door een onjuist •...
Overige componenten 9.4.2 Bediening VoorzicHTiG WaarscHuWinG De snelbinders of de klembeugel kunnen terugspringen en u daarbij raken. Valpartijen door onjuist vervoerde bagage. Letselgevaar! risico op ongevallen en verwondingen! • Wanneer u de snelbinders of de klembeugel gebruikt • Hang nooit draagtassen of andere voorwerpen aan uw kunt u deze het beste zodanig vastpakken dat ze niet stuur.
Overige componenten 9.4.2.2 Bagagedrager voor Afhankelijk van het model is uw fiets aan de voorzijde voorzien van een bagagedrager. 1. Plaats uw bagage op de bagagedrager. 2. Zet uw bagage op de bagagedrager vast met spinbinders. • Plaats uw lading zodanig dat reflectoren of lichten niet afge- dekt worden.
Overige componenten 9.5 Bagage • Verdeel extra gewicht gelijkmatig over beide zijden van de bagagedrager of plaats het in het midden van de bagagedra- ger (zie afb. “Transportmiddelen“). WaarscHuWinG Fietstassen en fietsmanden zorgen voor gewijzigde rijei- genschappen. risico op ongevallen en verwondingen! •...
Overige componenten 9.6.2 Bediening 9.7.3 instellingen • Druk de knop van de bel naar beneden of opzij en laat deze Afhankelijk van het model is uw fiets voorzien van een instelbare terugspringen. standaard (zonder afbeelding). • Stel de standaard opnieuw af wanneer de fiets niet op een 9.6.3 instellingen veilige manier op de standaard geplaatst kan worden.
Overige componenten 9.8 snelspanner WaarscHuWinG Kans op een valpartij wanneer de snelspanner op de zadelpen niet volledig gesloten is. risico op ongevallen en verwondingen! Afb. Zadelpenklem (voorbeeld) • Controleer voor elke rit of de hendel op de snelspanner 1 Snelspanner 2 Schroefhandvat onder de zadelpen volledig gesloten is.
Overige componenten 9.8.3 instellingen 1. Open de snelspanner. 2. Draai de instelschroef een kwartslag met de klok mee (zie afb. “Snelspanner”). 3. Sluit de snelspanner en controleer of de onderdelen stevig vastzitten. 4. Herhaal het proces tot de onderdelen bij een geslo- Afb.
Wielen en banden 10 Wielen en banden – Bij gebruik van een binnenband ligt er een velglint op de velg om de binnenband te beschermen tegen de ondergrond van de velg en de uiteinden van de spaken. 10.1 Wielen – Wanneer geen binnenband gebruikt wordt, worden zoge- naamde racefietsbanden of UST-banden (UST = Universal 10.1.1 Basisbeginselen System Tubeless) voor MTB's toegepast.
Wielen en banden Gelijkmatig gespannen spaken zijn een voorwaarde voor een • Bij een verschillende spanning of losse spaken kunt u de goed rondlopend wiel. De spanning van sommige spaken kan spaken het beste door een erkende fietsspecialist laten veranderen wanneer bepaalde hindernissen, zoals een stoe- spannen.
Wielen en banden – Indicatie in mm. De maat 55-406 op de band betekent dat de VoorzicHTiG band in opgepompte toestand 55 mm breed is en een interne diameter heeft van 406 mm. Lekraken van de binnenband door scherpe voorwerpen. –...
Wielen en banden De ondergrens voor de bandenspanning is geschikt voor lichte fiet- LET op sers, voor een oneffen ondergrond en zorgt voor meer veercomfort bij een hogere rolweerstand. De bovengrens voor de bandenspan- Beschadigde binnenband door een te lage bandenspan- ning is geschikt voor zwaardere berijders, voor een effen onder- ning.
Wielen en banden Afb. Opdruk op de velgrand (voorbeeld) 10.2.2 instellingen Afb. Ventielsoorten (voorbeeld) 1. Om de bandenspanning te controleren of in te stellen, schroeft of trekt u het beschermdopje van het ventiel en 1 Ventielstoter 3 Onderste kartelmoer opent u indien nodig het ventiel. 2 Bovenste kartelmoer 2.
Opslag en afvoer 11 opslag en afvoer VoorzicHTiG Pas op dat u niet bekneld raakt tussen de bewegende 11.1 opslag onderdelen van de fiets. Houd u aan de onderstaande punten wanneer u de fiets langere Letselgevaar! tijd niet gebruikt: • Wees voorzichtig met bewegende onderdelen. Voor u •...
Opslag en afvoer • Volg de instructies uit de bijgeleverde gebruiksaanwijzing van LET op de afzonderlijke componenten op. Lekkende olie of vet. 11.2 Verwijdering schadelijk voor het milieu! • Lees, wanneer u een e-fiets bezit, ook de informatie over • Let op, dat er geen olie of vet op de grond drupt. afvoer van de fiets in de originele gebruiksaanwijzing.
Inspectieverslag 12 inspectieverslag 1. inspectie 2. inspectie 3. inspectie Na ca. 1000 km of 1 jaar Na ca. 2000 km of 2 jaar Na ca. 200 km of 2 maanden Uitgevoerde werkzaamheden: Uitgevoerde werkzaamheden: Uitgevoerde werkzaamheden: Geïnstalleerde materialen: Geïnstalleerde materialen: Geïnstalleerde materialen:...
Pagina 94
Inspectieverslag 4. inspectie 5. inspectie 6. inspectie Na ca. 3000 km of 3 jaar Na ca. 4000 km of 4 jaar Na ca. 5000 km of 5 jaar Uitgevoerde werkzaamheden: Uitgevoerde werkzaamheden: Uitgevoerde werkzaamheden: Geïnstalleerde materialen: Geïnstalleerde materialen: Geïnstalleerde materialen:...
Fietspas 13 Fietspas Merk / model Bosch (e-fiets) Framenr. Kleur Bandenmaat Voorwielrem velgrem schijfrem Achterwielrem velgrem schijfrem terugtraprem Aandrijving kettingaandrijving riemaandrijving Geveerde zadelpen aanwezig Accessoires Bagagedrager aanwezig achteraf monteerbaar Kinderzitje aanwezig achteraf monteerbaar niet geschikt voor kinderzitjes Versnelling derailleur naafversnelling Bijzonderheden Tip voor de dealer: Kopieer de fietspas en het overdrachtsprotocol en voeg de kopieën bij uw klantenfiche.
Overdrachtsprotocol 14 overdrachtsprotocol 14.2 Klant 14.1 Handelaar Naam De fiets die vermeld is in de fietspas werd overgedragen aan de klant na Voornaam - de eindmontage van de fiets, Straat - de controle van alle schroefverbindingen, - de functionele controle van alle componenten, Postcode/plaats - de verwijdering van een overschot aan vet en olie, Tel.