Versnelling
7.2.3.4 naafversnelling met 11 standen
1. Schakel naar de 11e versnelling en schakel daarna door
naar de 6e versnelling (zie afb. "Draaischakelaar naafver-
snelling").
• Gebruik bij het instellen van de versnellingen zo min moge-
lijk kracht om een te ver doorschakelen te voorkomen.
De trekschroef bevindt zich aan de onderkant van het stuur.
2. Draai de trekschroef op de draaigreep zodanig dat beide
markeringen aan de naaf van het achterwiel met elkaar
overeenstemmen (zie afb. "Markering op de naaf van het
achterwiel").
3. Schakel nog een keer van de 6e versnelling naar de 11e ver-
snelling en weer terug naar de 6e versnelling.
4. Controleer of de beide markeringen aan de naaf van het
achterwiel met elkaar overeenstemmen.
• Herhaal het instelproces als de beide markeringen aan de
naaf van het achterwiel niet met elkaar overeenstemmen.
64