Remmen
•
Controleer of de remblokken bij het aantrekken en loslaten van
de remhendel gelijkmatig en symmetrisch in de richting van de
velg en terug bewegen (visuele inspectie).
• Indien de remblokken ongelijkmatig bewegen, dient u de
rem door uw fietsspecialist te laten nakijken.
5.4.2 Bediening
Het achterwiel blokkeert bij dezelfde remkracht eerder dan het
voorwiel.
Afhankelijk van het model is uw fiets uitgevoerd met verschillende
soorten remmen aan het voor- en achterwiel.
•
Trek de remhendel met de vingers in de richting van het stuur
om te remmen (zie hoofdstuk "Remmen" op pagina 29).
•
Doseer de remkracht door de remhendel harder of zachter in
te knijpen.
Om de rem te lossen laat u de remhendel los.
Voor een korte remweg remt u gelijkmatig met beide velgremmen
of met de hand- en terugtraprem.
5.4.3 instellingen
WaarscHuWinG
Verminderde remkracht door onjuist afgestelde remmen.
risico op ongevallen en verwondingen!
• Laat de remmen alleen door een erkende fietsspecialist
afstellen.
Een juiste afstelling van de remmen vereist specialistische kennis.
Wanneer u zelf niet over voldoende kennis of het benodigde
gereedschap beschikt, kunt u zich het best tot een erkende fiets-
specialist wenden.
5.4.3.1 Grijpafstand
De instelling van de grijpafstand zet de remhendel dichter bij de
greep.
•
Stel de remhendel zodanig in dat u hem tijdens het fietsen
veilig kunt bedienen, zonder de hand van het stuur te nemen.
opmerking:
De instelling van de grijpafstand verstelt de spanning
van de remkabel.
1. Schroef de instelschroef zover in dat u de remhendel veilig
kunt bedienen (zie afb. "Instellingen aan de remhendel").
2
Afb. Instellingen aan de remhendel
1 Remhendel
1
2 Instelschroef
36