goed contact met het kinderzitje
maken.
Bij kinderbeveiligingssystemen met de
●
geleidefitting van de gordel bevestigd
aan de hoofdsteun van het kinderzitje
moet u ervoor zorgen dat de
geleidefitting naar voren of in lijn met
de bovenste verankering van de
veiligheidsgordel op de B-stijl van de
auto is geplaatst.
Wanneer op de voorpassagiersstoel
●
een naar voren gericht kinderzitje
wordt gebruikt, zorg er dan voor dat
de stoel volledig naar achteren wordt
geplaatst, weg van de actieve airbag.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
●
zonder knikken door de geleiderfitting
gaat en niet over de rand van de
geleiderfitting loopt.
Volg altijd de onderstaande instructies op
wanneer u een kinderzitje op de
achterbank gebruikt:
Als er geen voorpassagier is, kan de
●
voorste passagiersstoel worden
versteld om er zeker van te zijn dat er
voldoende ruimte voor het achterste
kinderzitje is.
De hoofdsteun kan worden aangepast
●
of zelfs worden verwijderd om ervoor
te zorgen dat de rugleuning van de
auto het kinderzitje veilig kan
ondersteunen.
Wanneer een kinderzitje geen
●
rugleuning heeft, mag u nooit de
1
Zitpositie
geschikt
×
voor
Zitpositie
2
Airbag
Airbag
voorpassagier
voorpassagier
geactiveerd
a)
gedeactiveerd
Ja
hoofdsteun uit de auto verwijderen en
in de vergrendelstand zetten.
Wanneer de bovenste riem wordt
●
gebruikt op een buitenste
achterzitting, leid het dan langs de
buitenkant van elke hoofdsteun.
Lees voor meer installatie-instructies
●
de instructies die bij uw kinderzitje zijn
geleverd.
Details over de installatie van het
kinderzitje:
① Bestuurdersstoel
② Voorpassagiersstoel
③ Linker achterzitting
④ Middelste achterzitting
⑤ Rechter achterzitting
Montageopties voor veiligheidsgordels,
ISOFIX of i-Size CRS in de auto:
3
b)
a)
Ja
Ja
4
5
b)
b)
Ja
Ja
29
01