of
, afhankelijk van het niveau
van de noodsituatie, en wordt er een
melding op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Wanneer AEB wordt geactiveerd,
●
knippert
en verschijnt er een
melding op het instrumentenpaneel.
Bij een storing wordt
●
instrumentenpaneel weergegeven.
Als AEB handmatig wordt
●
uitgeschakeld door op knoppen te
drukken, wordt
instrumentenpaneel weergegeven.
Activeringsvoorwaarden PCW-systeem
De bestuurder schakelt de functie in
●
via de auto-instellingen.
De snelheid van de auto ligt binnen:
●
16-150 km/u.
Versnelling staat in D.
●
De auto rolt niet achteruit.
●
Activeringsvoorwaarden AEB-systeem
De bestuurder schakelt de functie in
●
via de auto-instellingen.
De snelheid van de auto ligt binnen
●
het bereik van 4-150 km/u.
De EPB is vrijgegeven.
●
Versnelling staat in D.
●
De auto rolt niet achteruit.
●
De kofferbak, motorkap en alle
●
portieren zijn gesloten.
De veiligheidsgordel van de
●
bestuurder is vastgemaakt.
Het ESC-systeem is ingeschakeld, maar
●
nog niet geactiveerd.
Beperkingen van het systeem
De detectie kan in sommige
●
omgevingen worden beïnvloed of
op het
op het
vertraagd. Als de radarreflectie-
dwarsdoorsnede van het doelwit
(bijvoorbeeld een fiets, driewieler,
vierwieler of gemotoriseerde fiets of
motorfiets) te klein is, kan het systeem
mogelijk zijn afstand niet vaststellen,
wat resulteert in laattijdige of geen
reactie op die objecten. In dergelijke
gevallen moeten de snelheid en de
afstand van de auto door de
bestuurder worden geregeld.
Het systeem kan in de volgende
●
gevallen worden beïnvloed of er wordt
moeglijk geen reactie gegeven:
Op dagen met regen, sneeuw of
●
mist, bij grote golven opspattend
water, blootstelling aan direct
zonlicht of schitterende lampen, of
aanzienlijk wisselende
lichtomstandigheden.
Veruilde, wazige, beschadigde of
●
geblokkeerde sensor.
Radarstoring door interferentie van
●
andere radarbronnen, zoals sterke
radarreflectie in parkeergarages
met meerdere verdiepingen.
In complex verkeer reageert het
●
systeem mogelijk niet goed op de
volgende omstandigheden:
Voetgangers of auto's bewegen te
●
snel naar het detectiebereik van de
sensor.
Voetgangers worden verduisterd
●
door andere objecten.
De contouren van voetgangers zijn
●
niet te onderscheiden van de
omgeving.
Voetgangers worden niet
●
gedetecteerd, bijvoorbeeld door
speciale kleding of andere
materialen.
De auto rijdt in een bocht met een
●
kleine radius.
04
131