Rijden
Wijzigen van alleen de
kruissnelheid
Als de regelaar is ingeschakeld, kunt u
vervolgens de ingestelde kruissnelheid op de
volgende manieren wijzigen:
-
met de toets 2 of 3:
F herhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F ingedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
-
als uw auto is voorzien van de functie
opslaan van snelheden, door te drukken op
de toets 5:
F de zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F kies een snelheid: deze wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Na enkele ogenblikken wordt het
selectiescherm gesloten.
De wijziging is dan doorgevoerd.
234
-
als uw auto is voorzien van de
snelheidslimietherkenning, door te drukken
op de toets 5:
F de snelheid die moet worden
opgeslagen, wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel,
F druk nogmaals op de toets 5 om deze
snelheid op te slaan.
De waarde wordt direct weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
MEM
snelheidslimietherkenning en in
het bijzonder het opslaan van de door
dit systeem aangegeven snelheid.
Om veiligheidsredenen is het raadzaam
een snelheid te selecteren die dicht bij
de actuele snelheid van uw auto ligt.
Afstand tot voorligger
Met behulp van een radar aan de voorzijde van
de auto, die een bereik heeft van ongeveer
100 meter, signaleert het systeem een
voorligger.
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert
het systeem geleidelijk de snelheid van uw
auto door alleen op de motor af te remmen
(hetzelfde effect als bij het indrukken van de
mintoets "-").
Als uw auto de voorligger te dicht of te snel
nadert, wordt de adaptieve snelheidsregelaar
automatisch gedeactiveerd. De bestuurder
wordt dan gewaarschuwd door een
geluidssignaal en een melding.
Als de voorligger versnelt of een andere
rijstrook kiest, verhoogt de adaptieve
snelheidsregelaar geleidelijk de wagensnelheid
tot de ingestelde snelheid weer is bereikt.
Als de bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om aan te geven dat hij een
langzamer voertuig gaat inhalen, staat de
adaptieve snelheidsregelaar tijdelijk toe
dat hij de voorligger dichter nadert om het
inhalen gemakkelijker te maken, zonder dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.