ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de waarden voor de
sluitersnelheid en de lensopening in overeenkomstig de
helderheid van het onderwerp. Her beeld dar u opneemt
wordt in het ingebouwde geheugen van de camera
opgeslagen of op een geheugenkaart als die zich in de
camera bevindt.
• Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 182)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
1.
Druk op de
spanningstoets om de
camera in te
schakelen.
• Hierdoor verschijnt een
beeld of een boodschap
op het beeldscherm.
Spanningstoets
55
2.
Zet de
functiedraairegelaar
op
(Snapshot
functie).
• Hierdoor wordt de
Snapshotfunctie
ingeschakeld voor het
opnemen van beelden.
3.
Zet het beeld op het
beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp
zich binnen het
scherp-stelkader
bevindt.
• Het scherpstelbereik van
de camera tijdens de
automatische
scherpstelfunctie loopt
van circa 40cm tot
oneindig (∞) (pagina 74).
• U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het
beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 61).
• U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor
het opzetten van beelden de [DISP] toets gebruiken
om het beeldscherm uit te schakelen en op die
manier accustroom sparen.
Functiedraairegelaar
10 10
1600
1600
1200N
1200N
IN
ISO100
ISO100
F2.8
F2.8
1/1000
1/1000
04/
04/12 12/24 24
12 12 : 58 58
Scherpstelkader