OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2.
Verplaats het selectiekader d.m.v. [ ], [ ], [ ]
en [ ] naar het beeld dat u wilt bekijken en
druk daarna op [SET] om het geselecteerde
beeld te tonen.
• Hierdoor wordt het beeld getoond met een indicator
(zoals "
") die de gebruikte opnamemethode
aangeeft samen met een waarde die het
beeldnummer binnen de serie aangeeft.
3.
Blader d.m.v. [ ] en [ ] tussen de beelden.
BELANGRIJK!
• Door het indrukken van [PREVIEW] (voorvertonen)
na werking van de normale, multi of enkele-beeld
doorlopende sluiterfunctie wordt enkel het laatst
opgenomen beeld getoond.
• Bij het indrukken van [PREVIEW] (voorvertonen)
worden geen voorvertoningsbeelden getoond die
opgenomen zijn als één van de volgende condities
optrad onmiddellijk voorafgaand aan het opnemen
van de beelden m.b.v. de doorlopende sluiterfunctie
of de automatische klassefunctie.
— Onmiddellijk na inschakelen van de spanning van
de camera
— Onmiddellijk na veranderen van de instelling van
de functiedraairegelaar
— Onmiddellijk na opnemen van een nieuw beeld
zonder snelle sluiter of automatische
klassefunctie.
• Het selectiescherm verschijnt niet na werking van de
snelle doorlopende sluiterfunctie die slechts één
beeld opneemt.
101