– Druk de koppelingshendel in en
draai voorzichtig de gashendel open
tot de tachometer een toerental tus-
sen 1.500 en 2.000 RPM aangeeft.
Oefen erop het toerental binnen dit
bereik te houden.
– Houd de gashendel in deze stand en
laat de koppelingshendel zoals de
vorige keer geleidelijk los. Probeer
het toerental onder de 2.500 RPM
te houden.
– Hoe sneller u de koppelingshendel
loslaat, hoe sneller u accelereert.
Als u de koppeling te snel loslaat,
kan de motor stilvallen of kan het
voertuig vooruit springen.
Als u teveel gas geeft kan het ach-
terwiel heel snel gaan draaien en
sterk versnellen.
– Zodra de koppelingshendel volledig
is losgelaten, wordt uw snelheid ge-
regeld door het gaspedaal.
– Neem gas terug wanneer u het ein-
de van de rechte lijn nadert, trek de
koppelingshendel in en duw op de
rem om tot stilstand te komen.
– Zonder gas te geven, keert u om en
rijdt u de rechte lijn af in de tegenge-
stelde richting.
_______
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
NODIGE RIJVAARDIGHEID EN PRAKTIJKOEFENINGEN
rmo2008-001-046_d
1. Start
2. Neem gas terug
3. Stop
4. Neem gas terug
Tips voor extra oefeningen
– Oefen het geleidelijk loslaten van de
koppelingshendel en gas geven tot
u vlot kunt starten en gecontroleerd
kunt versnellen.
5) Eenvoudige draaibewegingen
Doel
– Leer vlot en gecontroleerd draaien.
Aanwijzingen
Deze oefening lijkt op de vorige oefe-
ningen, behalve dat u de bocht nu in
de frictiezone gaat nemen in plaats van
voor de bocht te stoppen.
– Rijd in eerste versnelling de rechte
lijn af. Rijd wat verder weg van de
bakens zodat u een brede draaibe-
weging kunt maken aan het einde
van de rechte lijn.
– Naar de bocht toe vertraagt u tot
hoogstens 8 km/h door de koppe-
lingshendel in te trekken en eventu-
eel te remmen.
_______
71