Overschrijd de maxi-
MERK OP
maal toegestane druk niet. Dat kan
de luchtvering beschadigen.
WAARSCHUWING
MINIMUMDRUK 70 kPa / 0,7 bar
aanbevolen druk niet met 70 kPa / 0,7 bar overschrijden
BELASTING
704902045
OPMERKING: Plaats bij het aanpas-
sen van de druk geen gewicht op het
voertuig en geen lading in het opberg-
vak.
De luchtvering is rechtstreeks verbon-
den met een luchtslang met een schra-
derventiel onder het zadel.
rmo2010-001-056_a
1. Schaderventiel
Ga om de luchtdruk te veranderen op
dezelfde manier te werk als bij het re-
gelen van de druk in een band.
Vergeet na afloop het beschermkapje
niet terug te plaatsen.
Regeling van de
ACS-achterophanging
(met externe regeling)
Richtlijnen voor de regeling
De achterophanging is gekalibreerd
voor algemeen rijden en is onderweg
zelfregelend met behulp van een in-
gebouwde compressor om de gepro-
(PASSAGIER + LADING) Kg
grammeerde instelling te behouden
bij wijzigende omstandigheden op de
weg of lading op het voertuig (bv. een
extra passagier, zwaardere lading).
OPMERKING: Het geluid van lucht
die wordt afgelaten of een werken-
de luchtcompressor terwijl de motor
draait is normaal. Dat geeft aan dat de
ophanging zichzelf regelt.
Indien de bestuurder een zachtere of
hardere instelling wenst dan de fa-
brieksinstelling, kan hij de achterop-
hanging regelen door op de ACS-scha-
kelaar op het instrumentenbord te
drukken. Door de ACS-instelling te
wijzigen, verandert de luchtdruk in de
luchtvering achteraan en wordt de op-
hanging aangepast.
Voor de ophanging zijn de volgende in-
stellingen beschikbaar:
ACS-OPHANGINGSINSTELLINGEN
STAAFGRAFIEK IN MULTIFUNC-
1 (boven)
5 (onder)
Ga als volgt te werk om de huidige in-
stelling te wijzigen:
Ophanging regelen (onderweg)
1. Druk eenmaal op de ACS-schake-
laar (omhoog of omlaag). De rege-
ling van de ophanging gaat open op
de digitale display.
_______________
BASISPROCEDURES
TIONELE METER
2
3
Gemiddeld
4
Laagst
Laag
Hoog
Hoogst
53