Gebruik op het veld
6.3.17.3 Beëindigen van het spuiten
(spuit leeg, reinigen van tank, roerwerken en spuitleidingen)
Reinigen:
Voorwaarde vulpeil in de tank < 1% (bij voorkeur
tank leeg).
1.
Start het reinigen.
Hoofd- en hulproerwerk worden gespoeld,
reiniging binnenzijde tank ingeschakeld.
Bij een vulpeil in de tank van 4% wordt de
reiniging automatisch beëindigd.
Bij machines met DUS wordt
automatisch ook de spuitleiding
gereinigd.
Tank leegmaken:
2.
Schakel het spuiten in.
Schakel de spuitfunctie tijdens het rijden
minstens vijfmaal in en uit.
Spuit de spuit leeg.
3.
Schakel het spuiten uit.
4. Herhaal stap 1 t/m 3 een à twee keer.
De machine is schoon!
5. Tap een eventuele resthoeveelheid via de
aftapkraan (Afb. 94/K) op het veld af.
Speciale werkwijze bij het kritisch
verwisselen van het spuitmiddel:
6. Vul spoelwater bij.
7. Het toevoegen van reinigingsmiddel wordt
aanbevolen.
8. Herhaal stap 1 t/m 6.
72
Afb. 93
Afb. 94
Amatron+ BAG0037.1 12.08