Ingebruikname
5.4.4
Gewenste aftakastoerental (machinegegevens
5.4.4.1
Gewenste aftakastoerental invoeren
1.
Gewenste aftakastoerental invoeren.
Voer voor het gewenste aftakastoerental de
waarde "0" in als
-
er geen aftakastoerentalsensor aanwezig
is;
-
de toerentalcontrole niet gewenst is.
2.
Bevestig de invoer.
3. Voer de alarmgrens voor toerentalcontrole
in (zie pagina 31).
30
Er kan voor 3 tractoren het volgende worden opgeslagen:
de gewenste aftakastoerentallen;
het aantal impulsen per aftakas-omwenteling.
Bij de keuze van een opgeslagen tractor worden tegelijkertijd de
betreffende waarden voor het gewenste aftakastoerental en het
aantal impulsen per 100 m overgenomen.
+
De AMATRON
Tijdens het spuiten klinkt een alarmsignaal als de ingevoerde
alarmgrens worden over- of onderschreden.
Afb. 37
)
controleert het gewenste aftakastoerental.
Amatron+ BAG0037.1 12.08