Ingebruikname
5.4.8
Spuitvloeistoftank met water vullen (machinegegevens
5.4.8.1
Met vulpeilsensor
1.
Open het vulmenu (Afb. 44).
2. Bepaal de exacte watervulhoeveelheid.
3. Voer de meldgrens in voor de maximale
hoeveelheid spuitvloeistof die mag worden
bijgevuld (hier 1801 liter).
Bij het bijvullen van de spuitvloeistoftank
klinkt een alarmsignaal als het
spuitvloeistofniveau deze ingevoerde
meldgrens bereikt. De controle van de
bijgevulde hoeveelheid spuitvloeistof helpt
onnodige restanten te voorkomen, als de
meldgrens exact aan de berekende
navulhoeveelheid wordt aangepast.
4. Vul de spuitvloeistoftank via de vulopening
met water.
Bij het vullen wordt de hoeveelheid water
bepaald die werd bijgevuld en naast het
woord "bijgevuld:" weergegeven (hier 355
liter).
5. Beëindig het vullen uiterlijk als het
alarmsignaal klinkt.
6.
Bevestig het actuele vulpeil.
5.4.8.2
Zonder vulpeilsensor
1.
Open het vulmenu (Afb. 44).
2. Bepaal de exacte watervulhoeveelheid.
3. Vul de spuitvloeistoftank via de vulopening
met water.
4. Lees het actuele vulpeil af van de
vulpeilindicatie.
5. Voer de waarde van het actuele vulpeil in.
6.
Bevestig de invoer.
36
Aan de hand van het aangegeven vulpeil na het vullen berekent de
+
AMATRON
het resterende traject dat met de nieuwe tankvulling
kan worden bespoten.
Afb. 47
Afb. 48
)
Amatron+ BAG0037.1 12.08