7.5
Afsluitende instructies
7633763 - 01 - 23032017
7.4.8
Oliebranderregeling
Bij een vlamstoring tijdens bedrijf wordt de brandstoftoevoer onmiddellijk
uitgeschakeld. De oliebranderregeling zorgt dan voor een nieuwe opstartpo
ging in overeenstemming met het weergegeven programma (zie hoofdstuk
Start branderwerkingsprogramma). Als dit niet resulteert in vlamvorming,
gaat de oliebranderregeling in storingsmodus.
Tab.13
Mogelijke fouten
De brander start niet:
Regeling gaat in storingsmodus als
de nieuwe startpoging niet resul
teert in vlamvorming:
De brander start en er is sprake van
vlamvorming, maar de regeling gaat
desondanks in storingsmodus:
Vlamsignaal controleren
Toelichting
Risico van fataal letsel! De vlamsensor is een veiligheidsvoorziening
en mag nooit worden geopend! Als de vlamsensor defect is, moet
deze worden vervangen door een origineel reserveonderdeel. De
vlamsensor mag nooit worden gerepareerd!
Geen vlam/donker
Vlam/licht
Voor meer informatie, zie
Programmavolgorde branderwerking, pagina 48
RA-0000584
7.5.1
Instructies voor de klant
De klant moet volledig worden geïnformeerd over de werking van de ver
warming en de beveiligingsinstallaties. Hij moet vooral worden geïnstrueerd
over de onderstaande zaken:
De luchttoevoeropening mag niet gesloten of verkleind worden.
Het mondstuk voor de verbrandingslucht aan de bovenkant van de instal
latie moet toegankelijk zijn voor schoorsteenvegers
De onderstaande controles moeten door de klant worden uitgevoerd:
Controleer de druk op de manometer
Controleer de ontvanger onder de blaaspijp van de veiligheidsklep
Inspectie- en reinigingswerkzaamheden mogen alleen in de betreffende
intervallen door een daarvoor opgeleide verwarmingsmonteur worden
uitgevoerd.
7.5.2
Documenten
De documenten die bij deze verwarmingsinstallatie behoren moeten aan
de klant worden overhandigd en moeten vergezeld gaan van de instructie
dat deze in de ketelruimte bewaard moeten worden.
Het systeemlogboek met checklist voor de inbedrijfstelling met bevesti
ging en wettelijk bindende handtekening moet aan de klant worden over
handigd: Er werden alleen componenten gebruikt, die conform de betref
7 Inbedrijfstelling
Defecte elektrische voeding of ze
kering
Olievoorverwarmer wordt niet
omgeschakeld
Extern licht op de vlamsensor
Geen ontsteking, geen olietoevoer
Afzetting van oliecokes op de ont
stekingselektrode
Defecte vlamsensor of toevoerlei
ding
Vervuilde vlamsensor
≤ 5 μA
≥ 65 μA
51