7633763 - 01 - 23032017
5.2.3
Eisen aan verwarmingswater
Opgelet
Er moet worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan de
kwaliteit van het verwarmingswater.
De eisen aan de kwaliteit van het verwarmingswater zijn in de afge
lopen tijd strenger geworden naarmate de systeemomstandighe
den wijzigen:
minder vraag naar warmte
toegenomen gebruik van bufferopslagtanks in combinatie met
thermische systemen op zonne-energie en vastebrandstofketels.
Er wordt echter vooral gestreefd naar systemen waarbij een pro
bleemloze werking gedurende langere tijd is gegarandeerd.
In het algemeen voldoet water van tapwaterkwaliteit aan de eisen, maar het
moet worden gecontroleerd of het voor gebruik in het systeem beschikbare
tapwater qua hardheid geschikt is voor het vullen van het systeem. Als dat
niet het geval is, moeten andere maatregelen worden getroffen:
1. Toevoeging van een additief aan het vulwater in verband met de hard
heid om zo kalkafzetting in de ketel te voorkomen en te garanderen dat
de pH-waarde van het systeemwater stabiel blijft (hardheidsstabilisa
tor)
2. Gebruik van een onthardingssysteem om het water voor het vullen van
het systeem te behandelen.
3. Gebruik van een ontziltingssysteem om het water voor het vullen van
het systeem te behandelen.
Ontzilting van het vul- en bijvulwater voor het verkrijgen van volledig
ontzilt water mag niet worden verward met het zachter maken tot
0 °dH. Bij het ontharden blijven altijd corrosieverwekkende zouten ach
ter.
Opgelet
Gebruik alleen goedgekeurde additieven en processen.
Wanneer additieven worden gebruikt, kies dan altijd voor producten
die zijn goedgekeurd door BRÖTJE. Het ontharden en ontzilten mag
alleen worden uitgevoerd met systemen die zijn goedgekeurd door
BRÖTJE en rekening houdend met de aangegeven grenswaarden. In
dien deze regels genegeerd worden, vervalt de garantie.
Opgelet
Controleer de pH-waarde
Bepaalde omstandigheden kunnen automatisch tot alkalisatie (ver
hoging van de pH-waarde) van het systeemwater leiden. Daarom
moet de pH-waarde jaarlijks gecontroleerd worden.
De pH-waarde moet tussen 8,2 en 9,0 liggen.
VDI-richtlijn 2035 deel 1 en 2
In het algemeen zijn de eisen m.b.t. het verwarmingswater conform de VDI-
richtlijn 2035 deel 1 en 2 van toepassing op alle ketelformaten.
Een beperkende factor m.b.t. VDI 2035 is dat een gedeeltelijke ontharding
van water onder 6°dH niet is toegestaan. Pas alleen een volledige ontzilting
toe in combinatie met pH-stabilisatie.
Het vloerverwarmingscircuit wordt apart behandeld. Daarvoor moet altijd
contact met een fabrikant van de wateradditieven of de leverancier van het
leidingwerk worden opgenomen (zie boven).
Totaal verwar
Totale hardheid in °dH afhankelijk van het specifieke
mingsvermogen
in kW
< 20 l/kW
*)
≤ 16,8
< 50
5 Voor de installatie
systeemvolume
≥ 20 l/kW en <
≥ 50 l/kW
50 l/kW
≤ 11,2
< 0,11
25