Tab.12
Referentiewaarden voor branderinstellingen
Model van de ketel
Brander
Ketelvermogen
Brandervermogen
Nozzle-coëfficiënt
(1)
Oliemassastroom
Bedrijfsdruk
Luchtregeling
(2)
Recirculatie
(1) Nozzle-fabrikaat: Danfoss, type S, 80°
(2) De gespecificeerde waarde wordt beschouwd als een referentiewaarde en moet worden ingesteld in overeenstemming met de CO
7633763 - 01 - 23032017
Einde van de veiligheidstijd
Vlamsensor verzendt vlammelding
Na-ontsteking ongeveer 10 s
Branderwerking (blauwe vlam)
Branderwerking eindigt
Warmtevraag eindigt
Pompmagneetventiel gesloten
Naventilatie 60 s
7.4.2
Referentiewaarden voor branderinstellingen
1e trap/2e trap
1e trap
2e trap
Positie van de roterende inlaatlucht
demper
Positie van de roterende omlooplucht
demper
Schaalwaarde
7.4.3
Verbrandingswaarden
De instelling voor de brander is afhankelijk van de combinatie van ketel en
schoorsteen Na de correctie van de branderinstellingen moeten de rookgas
waarden als volgt zijn:
Rookgastemperatuur: 42 °C - 55 °C (t
80/60 °C)
CO
-gehalte, basislast: 12,0 - 12,5%
2
CO
-gehalte, vollast: 13,0 - 13,5%
2
Roetniveau: 0
Belangrijk
Bij het testen van de verbrandingswaarden moet het frontpaneel
van de ketelbehuizing zijn aangebracht.
7.4.4
Branderinstelprocedure
De pompdrukken en de stand van de roterende dempers moeten worden in
gesteld volgens het hoofdstuk Referentiewaarden voor branderinstellingen.
Eindinstelling voor het CO2-gehalte (volgorde aanhouden!)
BOB 20 B
O-42–Z1C
kW
19,0
kW
19,5
US gal/h
0,35
kg/h
1,21 - 1,63
bar
13,0
bar
20,0
10,5
7,0
2 (min.)
/t
= 50/30 °C); 70 °C - 80 °C (t
V
R
7 Inbedrijfstelling
BOB 25 B
O-42–Z2C
23,8
24,5
0,40
1,55 - 2,05
13,5
21,0
11,0
7,0
3,0
-waarde.
2
/t
=
V
R
49