Gebruik
7
Gebruik
7.1
Kalibreerwaarde
26
Voor het bepalen van de rijsnelheid en het registreren van de
bewerkte oppervlakte heeft de
meet- of aandrijfwiel op een meettraject van 100 m [kalibreerwaarde
(imp./100 m)] nodig.
De kalibreerwaarde (imp./100 m) kan in de tabellen (Fig. 22 tot Afb.
25) teruggevonden worden en in de
[zie hoofdst. "Kalibreerwaarde (imp./100 m) invoeren", op pagina 28].
Op voorwaarde dat de afdraaiproef met de in de tabellen opgegeven
waarden uitgevoerd wordt.
De werkelijke impulsen kunnen van de tabelwaarden afwijken. De slip
van het meet- of aandrijfwiel kan bij het wisselen tussen zware en
lichte grond veranderen en hierdoor kunnen ook de impulsen
veranderen (imp./100 m).
Hierdoor komt het tot verkeerde snelheidsinformatie en
oppervlaktemetingen.
Daarom wordt aangeraden om de impulsen [kalibreerwaarde
(imp./100 m)] door het afrijden van een meettraject te bepalen [zie
hoofdst. "Kalibreerwaarde (imp./100 m) bepalen", op pagina 28].
De kalibreerwaarde (imp./100 m) is afhankelijk van het
zaaimachinetype en van de bodemeigenschappen.
de impulsen van het
ingevoerd worden
AMALOG BAH0017.0 07.07