Instellingen
6
Instellingen
6.1
Machinegegevens invoeren
Cijfer 1 (1) toont de modus
Cijfer 2 (2) toont de codering.
Afb. 14
20
Open de modi 1 tot 6 en voer de machinegegevens in gecodeerde
vorm in.
1. Toets
indrukken en ingedrukt houden.
2. Toets
indrukken.
→
Modus 1 openen (zie Afb. 14).
3. Toets
indrukken
→
De gewenste modus [zie tabel (Afb. 15), op pagina 21] kiezen.
4. De code [zie tabel (Afb. 15), op pagina 21] met de toetsen
en
instellen.
5. Toets
indrukken.
→
De code opslaan.
De gewijzigde code telkens voor het overschakelen in de andere
modus opslaan.
AMALOG BAH0017.0 07.07