Inhoudsopgave
Advertenties
Potentiaalmetingen van de spanningssonde
De kenmerken zijn gelijk aan die van de spanningsmetingen, m.u.v. de ingangsimpedantie, die 200kΩ bedraagt.
Deze spanning moet normaliter tussen 0 en U
6.2.2. MESURES DE FRÉQUENCE
Conditions de référence particulières :
≥ 2 V
Tension
≥ 20 V pour l'entrée tension MΩ
Tension
≥ 30 mA pour la pince MN77,
ou courant
≥ 50 mA pour la pince C177A.
En deçà de ces valeurs, la fréquence est indéterminée (affichage de - - - - ).
Domaine de mesure
Résolution
Incertitude intrinsèque
6.2.3. CONTINUÏTEITSMETINGEN
Bijzondere referentievoorwaarden:
Weerstand van de snoeren: nul of gecompenseerd.
Inductantie van de snoeren: nul.
Uitwendige spanning op de klemmen: nul.
Inductantie in serie met de weerstand: nul.
Compensatie van de snoeren tot 5Ω.
De maximaal toelaatbare opgestapelde uitwendige spanning is 0,5 VRMS bij sinusvorm.
Stroom van 200mA
Meetgebied
Resolutie
Meetstroom
Intrinsieke onzekerheid
Werkingsonzekerheid
Nulspanning
Maximale inductantie in serie
Stroom van 12mA
Meetgebied
Resolutie
Meetstroom
Intrinsieke onzekerheid
Werkingsonzekerheid
Nulspanning
Maximale inductantie in serie
zijn.
L
15,8 - 399,9 Hz
0,1 Hz
0,00-39,99 Ω
0,01Ω
≥ 200mA
± (1,5%+2pt)
± (8,5%+2pt)
9,5V ± 10%
40mH
0,00-39,99 Ω
40,0-399,9 Ω
0,01 Ω
12mA
± (1,5%+5pt)
± (8,5%+5pt)
9,5V ± 10%
40mH
± (0,1 % + 1 pt)
0,1 Ω
60
400,0 - 499,9 Hz
1 Hz
Advertenties
Inhoudsopgave
