3.7. LIJNIMPEDANTIEMETING (Z
Met de meting van de lusimpedantie Z
de beveiligingen van de installatie bepaald worden (zekering of differentieelschakelaar), ongeacht het systeem van de nulleiding van
de installatie.
3.7.1. BESCHRIJVING VAN HET MEETPRINCIPE
Het apparaat genereert de impulsen van een tijdsduur van 1,1ms en van een amplitude van maximaal 7A tussen de klemmen L
en N. Het meet vervolgens de spanningen U
Het apparaat berekent vervolgens de kortsluitstroom Ik = U
veiligingen van de installatie te controleren.
3.7.2. HET UITVOEREN VAN EEN METING
Zet de omschakelaar
op Z
.
i
SET UP
OFF
Geval van een TT installatie
R
L
L
R
N
N
Rb
Als het alarm geactiveerd is, kan de gebruiker door middel van een geluidssignaal gewaarschuwd worden dat de meting hoger
is dan de drempelwaarde zonder dat hij op de display hoeft te kijken.
Door het signaal glad te strijken, kan een gemiddelde van meerdere metingen gemaakt worden. Het meten duurt dan wel langer.
)
i
(L-N, L1-L2, of L2- L3 of L1- L3) kan de kortsluitstroom berekend worden en kan de maat van
i
en U
L
N
Sluit het driepolige snoer aan op het apparaat en vervolgens op de contactdoos van
de te testen installatie.
Tijdens het aansluiten controleert het apparaat eerst of de op deze klemmen
aanwezige spanningen correct zijn en bepaalt vervolgens de positie van de
fase (L) en de nulleider (N) ten opzichte van de aardleiding (PE). Indien nodig,
voert het vervolgens een automatische omschakeling uit van de klemmen L
en N om de lijnimpedantie te kunnen meten zonder de aansluiting van de
klemmen van het apparaat te wijzigen.
Als u het driepolige snoer gebruikt dat eindigt in drie snoeren, kunt u het snoer PE
(groen) aansluiten op het snoer N (blauw).
PE
Ra
Geval van een IT installatie
R
L
L
R
N
N
Z
en trekt hier Z
van af.
i
/Z
waarvan de waarde dient om de goede maatbepaling van de be-
LN
i
R
L
R
N
R
E
Rb
PE
Ra
27
Geval van een TN installatie
L
N
PE