Voor het uitvoeren van deze meting kunt u kiezen tussen:
zwakstroom waarmee u het per ongeluk uitvallen van de installatie vermijdt, hierbij wordt echter uitsluitend de waarde van
de aardweerstand (R
A
sterkstroom (TRIP modus) waarmee u de waarde van de aardimpedantie (Z
goede meetstabiliteit en waarmee ook de foutspanning in geval van kortsluiting, U
SEV 3569.
Als het alarm geactiveerd is, kan de gebruiker door middel van een geluidssignaal gewaarschuwd worden dat de meting hoger
is dan de drempelwaarde zonder dat hij op de display hoeft te kijken.
Door het signaal glad te strijken, kan een gemiddelde van meerdere metingen gemaakt worden. Het meten duurt dan wel langer.
3.8.3. CONFIGURATIE VAN DE METING
Alvorens met het meten te beginnen, kunt u dit configureren door de weergegeven parameters te wijzigen:
Keuze van de meetstroom: 6 (standaard), 9, 12mA,
6 mA
Voor het activeren of deactiveren van het gladstrijken van het signaal.
(Ik)
Druk op de knop TEST om het meten te starten. De meting stopt automatisch.
Wanneer dit symbool wordt weergegeven, betekent dit dat de meting bezig is.
TEST
) gegeven.
of TRIP om sterkstroom te gebruiken die voor een betere meetprecisie zorgt.
Om de weerstand van de meetsnoeren te compenseren voor metingen met een lage waarde (zie §3.13).
Het apparaat stelt voor om de spanning voor het berekenen van Ik uit de volgende waarden te kiezen:
U
(de waarde van de gemeten spanning),
LN
de waarde van de spanning volgens de oude norm (bijvoorbeeld 220V),
de waarde van de spanning volgens de huidige norm (bijvoorbeeld 230V).
Afhankelijk van de gemeten waarde U
als 170 <U
<270V: U
LN
als 90 <U
<150V: U
LN
als 300 <U
<500V: U
LN
Om het alarm te deactiveren.
Z-R
Om het alarm op Z
k Ω
Ik
Om het alarm op Ik te activeren (uitsluitend in de TRIP modus).
k A
stelt het apparaat de volgende keuzes voor:
LN
, 220V of 230V.
LN
, 110V of 127V.
LN
, 380V of 400V.
LN
te activeren (in de TRIP modus) of op R
A
Ω
050.00
A
010.00
31
) kunt verkrijgen met een betere precisie en een
A
, berekend kan worden volgens de norm
FK
(in de modus zonder uitvallen).
A
Om de alarmdrempel af te stellen (zie §3.14). De stan-
daardwaarde van de drempel is vastgesteld op 50Ω.
Om de alarmdrempel af te stellen (zie §3.14). De stan-
daardwaarde van de drempel is vastgesteld op 10kA.