3.5. METING AARDEWEERSTAND 3P
Alleen met deze functie kan men een aardeweerstand meten terwijl de te testen elektriciteitsinstallatie spanningloos is (bijvoor-
beeld een nieuwe installatie). Deze maakt gebruik van twee hulpstaafaardelektroden, waarbij een derde gevormd wordt door de
te testen aardstekker (vandaar de benaming 3P).
Deze kan ook gebruikt worden op een bestaande elektriciteitsinstallatie maar in dat geval moet de stroom onderbroken worden
(hoofddifferentieelschakelaar). In alle gevallen (nieuwe of bestaande installatie) moet de aardstrip van de installatie tijdens de
meting geopend worden.
Het is mogelijk een snelle meting uit te voeren en alleen R
stand van de staafaardelektroden te meten.
3.5.1. BESCHRIJVING VAN HET MEETPRINCIPE
Het apparaat genereert tussen de klemmen H en E een blokgolfspanning met een frequentie van 128Hz en een piek-piek ampli-
tude van 35V. Het meet de stroom die hier uit voortvloeit, I
U
. Vervolgens berekent het de waarde van R
SE
Om de weerstand van de staafaardelektroden R
een meting uit. Vervolgens doet het hetzelfde met de klemmen E en H.
3.5.2. HET UITVOEREN VAN EEN METING
Er bestaan meerdere meetmethodes. Wij raden u aan de zogenaamde «62%» methode te gebruiken.
Zet de omschakelaar
op R
3P.
E
SET UP
OFF
Sluit de kabels aan op de klemmen H en S. Maak de installatie spanningloos en maak de aardstrip los. Sluit vervolgens de klem
E aan op de te controleren aardverbinding.
Als het alarm geactiveerd is, kan de gebruiker door middel van een geluidssignaal gewaarschuwd worden dat de meting hoger
is dan de drempelwaarde zonder dat hij op de display hoeft te kijken.
3.5.3. CONFIGURATIE VAN DE METING
Alvorens met het meten te beginnen, kunt u dit configureren door de weergegeven parameters te wijzigen:
Keuze van het meettype: snel om uitsluitend R
van de staafaardelektroden R
van de staafaardelektroden derhalve hoog is.
Om de weerstand van het op de klem E aangesloten snoer te compenseren om lage waarden te kunnen meten
(zie §3.13).
te meten of een uitgebreidere meting uit te voeren door ook de weer-
E
, alsmede de tussen de twee klemmen S en E aanwezige spanning,
HE
= U
/I
.
E
SE
HE
en R
te meten, keert het apparaat intern de klemmen E en S om en voert het
S
H
Plaats de staafaardelektroden H en S op een lijn met de aardverbinding. De afstand tussen
de staafaardelektrode S en de aardverbinding moet ongeveer 62% van de afstand tussen
de staafaardelektrode H en de aardverbinding zijn.
Om elektromagnetische interferentie te voorkomen, is het aan te raden de kabels volledig
uit te rollen en ze zo ver mogelijk van elkaar te plaatsen en lussen te voorkomen.
H
te meten (doorgestreepte icoon) of uitgebreid om ook de weerstand
E
en R
te meten. Dit laatste geval is nuttig als het terrein droog is en de weerstand
S
H
20
S
62% d
d
Aardstrip