3.7.3. CONFIGURATIE VAN DE METING
Alvorens met het meten te beginnen, kunt u dit configureren door de weergegeven parameters te wijzigen:
Voor het activeren of deactiveren van het gladstrijken van het signaal.
Om de weerstand van de meetsnoeren te compenseren voor metingen met een lage waarde (zie §3.13).
(Ik)
Druk op de knop TEST om het meten te starten. De meting stopt automatisch.
Wanneer de knop TEST ingedrukt wordt, controleert het apparaat of de contactspanning minder is dan U
dan meet het niet de lijnimpedantie.
Wanneer dit symbool wordt weergegeven, betekent dit dat de meting bezig is.
TEST
Het apparaat stelt voor om de spanning voor het berekenen van Ik uit de volgende waarden te kiezen:
U
(de waarde van de gemeten spanning),
LN
de waarde van de spanning volgens de oude norm (bijvoorbeeld 220V),
de waarde van de spanning volgens de huidige norm (bijvoorbeeld 230V).
Afhankelijk van de gemeten waarde U
als 170 <U
<270V: U
LN
als 90 <U
<150V: U
LN
LN
als 300 <U
<500V: U
LN
Om het alarm te deactiveren.
Z-R
Om het alarm op Z
Ω
k Ω
Ik
Om het alarm op Ik te activeren.
A
k A
stelt het apparaat de volgende keuzes voor:
LN
, 220V of 230V.
LN
, 110V of 127V.
, 380V of 400V.
LN
te activeren.
i
050.00
Om de alarmdrempel af te stellen (zie §3.14). De stan-
daardwaarde van de drempel is vastgesteld op 50Ω.
010.00
Om de alarmdrempel af te stellen (zie §3.14). De stan-
daardwaarde van de drempel is vastgesteld op 10kA.
28
. Zo niet,
L