4.6. CONTROLE VAN DE INWENDIGE BEVEILIGINGSVOORZIENINGEN
Het apparaat omvat twee inwendige beveiligingsvoorzieningen die niet door de gebruiker gereset en vervangen kunnen worden.
Deze voorzieningen worden uitsluitend onder extreme voorwaarden ingeschakeld (bijvoorbeeld bij blikseminslag).
Om de goede staat van deze beveiligingen te controleren:
Zet de omschakelaar
op Z
(R
/S
S
A
EL.
SET UP
Als de inwendige beveiligingsvoorzieningen intact zijn, moet het volgende worden weergegeven:
07/03/2014 10:47
6 mA
L-PE
L-N
N-PE
6 %
CIRCUIT Z
S
Als U
niet --X—weergeeft, bete-
L-PE
kent dit dat de beveiliging van de
klem L geactiveerd is.
50 . 0
Ω
07/03/2014 10:47
6 mA
0.0 V
L-PE
L-N
N-PE
6 %
CIRCUIT Z
S
In deze drie gevallen moet het apparaat gerepareerd worden (zie §8.5).
).
OFF
50 . 0
Ω
50 . 1 Hz
V
V
V
Als U
tekent dit dat de beveiliging van de
klem N geactiveerd is.
50 . 1 Hz
07/03/2014 10:47
6 mA
V
V
6 %
CIRCUIT Z
niet --X—weergeeft, be-
N-PE
50 . 0
Ω
50 . 1 Hz
V
L-PE
V
L-N
0.0 V
N-PE
S
55
Maak de ingangsklemmen los.
Geval waarbij beide beveiligingen
geactiveerd zijn.
07/03/2014 10:47
6 mA
L-PE
L-N
N-PE
6 %
CIRCUIT Z
S
50 . 0
Ω
50 . 1 Hz
0.0 V
0.0 V
0.0 V