richting van de witte pijl om de plaatsingskatheter nog eens op te voeren voor een
nieuwe vergrendelingspoging.
LET OP: Als het distale anker is vergrendeld, begint de plaatsingskatheter het
anker terug te vangen als meer aan de regelknop in de richting van de
witte pijl wordt gedraaid.
WAARSCHUWING:
i.
Maak waar nodig arteriogrammen om de arteriële afmetingen en flow te beoordelen in
het gebied rond het implantaat. Als de arteriële afmetingen of flow aanzienlijk worden
beïnvloed en dit kan niet worden opgelost door de spanning van het systeem te
verhogen, vangt u het implantaat terug en verwijdert u het (zie stap 5: Implantaat
terugvangen).
N.B. Overweeg om intracoronair nitroglycerine toe te dienen om vaatkrampen uit te
sluiten als wordt vermoed dat het implantaat coronaire problemen veroorzaakt.
j.
Trek de plaatsingskatheter terug tot het distale uiteinde van de krimpmof van het
proximale anker door de regelknop in de richting van de zwarte pijl te draaien. Om er
zeker van te zijn dat het proximale anker in de huls in de plaatsingskatheter blijft, draait u
de regelknop slechts tot ca. 2 cm van de blootliggende draadlengte zichtbaar is op de
cartridge.
k. Breng het implantaat geleidelijk onder spanning door voorzicht aan de
handvatconstructie en/of de CMCS-plaatsingskatheter te trekken terwijl u de veneuze
inbrenghuls stabiliseert. Blijf onder fluoroscopische geleiding langzaam onder spanning
trekken tot de krimpmof van het proximale anker zich op de proximale doellocatie van het
anker (gemarkeerd op het fluoroscopiescherm) in de coronaire sinus bevindt.
l.
Trek de krimpmof van het proximale anker niet in het rechteratrium. Gebruik de veneuze
fase van het arteriogram om te helpen bevestigen dat het proximale anker in de
coronaire sinus blijft. U kunt ook contrastmiddel door de zijpoort van de
plaatsingskatheter injecteren om de positie van de krimpmof van het proximale anker in
relatie tot de anatomie van de coronaire sinus te beoordelen. Pas op dat de spanning in
het systeem niet tijdens deze handelingen wordt veranderd.
N.B. Maak voordat u het proximale anker uit de huls haalt en plaatst, waar nodig
arteriogrammen om de relevante arteriële afmetingen en flow te beoordelen. Als een
significante invloed op de arteriële afmetingen of flow niet wordt opgelost door de
spanning gedeeltelijk te verminderen, moet de spanning op het implantaat worden
opgeheven om de arteriële afmetingen te herstellen. Vang het implantaat terug en
verwijder het. Als de kransslagaderen worden afgeschermd door een deel van het
CARILLON-hulpmiddel, kunt u overwegen arteriogrammen in een andere projectie te
maken, zoals RAO caudaal, om de kransslagaderen en doorstroming afdoende te
kunnen visualiseren. Deze manoeuvre vereist een zorgvuldige planning om te
verzekeren dat de locatie van de tafel en beeldversterker naar dezelfde positie worden
teruggezet wanneer u van RAO caudale positie teruggaat naar de LAO caudale positie,
zodat het proximale anker op de beoogde locatie kan worden geplaatst.
LAB-1505-09AK
Als de stutten van het distale anker per ongeluk invouwen
omdat de plaatsingskatheter te ver wordt opgevoerd naar de
DA-draaiing, moet het hele implantaat worden teruggevangen
en verwijderd. Zie stap 5: Implantaat terugvangen.
Copyright © 2020 Cardiac Dimensions
®
, Inc. Alle rechten voorbehouden.
Pagina 18 van 39