e. Steek het proximale uiteinde van de cartridge in distale opening van het handvat en draai
de regelknop in de richting van de zwarte pijl om de cartridge aan te koppelen. Zorg dat
de plaatsingskatheter op zijn plaats blijft bij de inbrenghuls terwijl u de regelknop draait
en de cartridge aankoppelt. Stop met draaien aan de regelknop als het proximale
uiteinde van de cartridge zichtbaar is in het cartridgevenster (Afbeelding 10).
Afbeelding 10: Cartridge is zichtbaar in het cartridgevenster van het handvat
LET OP: De overige implantatiestappen (f-g) moeten onder fluoroscopie
f.
Bevestig met behulp van fluoroscopie (en/of cinefluoroscopie) de juiste oriëntatie van het
distale anker voordat u het distale anker losmaakt van de plaatsingskatheter. De
omleidingsbocht moet dichter bij (en wijzend naar) de binnenkromming van de
plaatsingskatheter wijzen (Afbeelding 11a). Als de omleidingsbocht dichter bij (en wijzend
LAB-1505-09AK
Afbeelding 9: Het implantaat in de plaatsingskatheter opvoeren
worden uitgevoerd.
Copyright © 2020 Cardiac Dimensions
Cartridge zichtbaar in het
cartridgevenster van het
handvat
Richtingindicator
®
, Inc. Alle rechten voorbehouden.
Pagina 16 van 39