l.
Ga als alternatief voor de coronaire sinustoegangsmethode als volgt te werk: breng een
buigbare katheter met een buitendiameter van 7 Fr (2,3 mm) (met of zonder
voerdraadlumen) door de draaibare hemostaseklep in de CMCS-plaatsingskatheter.
Canuleer de coronaire sinus met de 7 Fr buigbare katheter. Voer de 7 Fr buigbare
katheter (eventueel over de voerdraad) op naar de overgang tussen de vena cordis
magna en de anterieure interventriculaire vene. Voer de CMCS-plaatsingskatheter over
de 7 Fr buigbare katheter op naar de overgang tussen de vena cordis magna en de
anterieure interventriculaire vene. Verwijder de 7 Fr buigbare katheteruit de CMCS-
plaatsingskatheter. Bevestig terugbloeding via de CMCS-plaatsingskatheter. Dit geeft
een luminale positie van de kathetertip aan. Trek zo nodig de plaatsingskatheter terug tot
terugbloeding optreedt.
3. Keuze van de doellocatie voor implantatie en selectie van het
implantaat
a. Haal de maatkatheter voorzichtig uit de verpakking, voorkom knikken. Voer de
meetkatheter door de RVH en lijn de distale radiopake band uit met de distale radiopake
band van de plaatsingskatheter.
b. Maak een contrastvenogram met klein volume en lage druk via de CMCS-
plaatsingskatheter om te controleren of de kathetertip niet in een zijtak van een ader is
geplaatst of het aderlumen afsluit. Trek de CMCS-plaatsingskatheter zo nodig terug. Als
de positie van de katheter in orde is, maakt en registreert u een contrastvenogram via de
plaatsingskatheter om de veneuze anatomie opaak te maken, en de positie van de
overgang tussen de vena cordis magna en de anterieure interventriculaire vene, de
plaats van het ostium van de coronaire sinus en de gecombineerde lengte van coronaire
sinus/vena cordis magna te bepalen. Venogrammen moeten worden geregistreerd met
een projectie die voldoende is om de ligging van de vaten te visualiseren. Bekijk
LAO/caudaal, RAO/caudaal en AP/caudaal. Het laatste arteriogram en contrastvenogram
moeten in de LAO/caudale (of AP/caudale) positie worden gemaakt, zodat de
ankerpositie op het fluoroscopiescherm kan worden gemarkeerd zonder de tafel of
beeldversterker te verplaatsen tot het Carillon Mitral Contour System volledig uit de huls
en vergrendeld is.
c.
Als het ostium van de coronaire sinus onvoldoende is gevisualiseerd op het venogram
dat vanuit de vena cordis magna is gemaakt, kunt u overwegen het venogram te
herhalen met de CMCS-plaatsingskatheter in de coronaire sinus.
d.
U kunt ook het coronaire-sinusvenogram in de LAO caudale projectie maken
voorafgaand aan de canulatie van de vena cordis magna. Ga na het coronaire-
sinusvenogram verder met het canuleren van de vena cordis magna, zoals in Deel 2
wordt beschreven.
e. Als de CMCS-plaatsingskatheter opgevoerd moet worden tot dichter bij de overgang
tussen de vena cordis magna en de anterieure interventriculaire vene, verwijdert u eerst
de meetkatheter en brengt u de diagnostische katheter en voerdraad (of de buigbare
katheter en eventueel de voerdraad) in de CMCS-plaatsingskatheter.
LET OP: Voer de CMCS-plaatsingkatheter altijd op over een diagnostische
f.
Maak een arteriogram in RAO- en LAO-aanzicht met de meetkatheter in de CMCS-
plaatsingskatheter om de afmetingen te bepalen van de kransslagaderen ten opzichte
van de coronaire sinus/vena cordis magna. Maak de RHV los en verwijder de
meetkatheter.
LAB-1505-09AK
of buigbare katheter van 6 of 7 Fr.
Copyright © 2020 Cardiac Dimensions
®
, Inc. Alle rechten voorbehouden.
Pagina 11 van 39