15
Storingen
▶ Controleer de afsluitbruggen S1, deze moeten op afgesloten staan.
▶ Controleer de afsluitinstellingen in de kamertemperatuursensor.
▶ Controleer de voeding op de CAN-BUS. De spanning moet ca. 12 V DC
zijn.
▶ Vervang defecte kamertemperatuursensor.
15.6.7 Storing op multifunctionele printplaat
Storing in de multifunctionele printplaat of in de communicatie daar-
mee.
▶ Led op de printplaat controleren. Deze moet groen knipperen.
▶ Controleer de afsluitbruggen S1, deze moeten op afgesloten staan.
▶ CAN-BUS-aansluitingen op de kamertemperatuursensor controleren.
▶ Controleer de voeding op de CAN-BUS. De spanning moet ca. 12 V DC
zijn.
▶ Vervang defecte kamertemperatuursensor.
15.6.8 Storing aan de bijverwarming
Alarm van bijverwarming.
▶ Controleer de status in de bijverwarming.
▶ Controleer of op de alarmingang voor de 2e warmtebron 230 V actief
is ( hoofdstuk 7.1.3).
15.6.9 Vorstbeschermingswisselaar T9 geactiveerd
Het alarm moet de condensator beschermen, zodat deze bij lage tempe-
raturen niet bevriest. Mogelijke oorzaken:
Bij ontdooien: is er nog voldoende water in de installatie?
▶ Bij koelbedrijf:
– Te laag ingestelde aanvoertemperatuur in verhouding tot het koel-
systeem.
– Storing in het debiet in de installatie.
▶ Controleer of het filter niet is verstopt.
▶ Iindien nodig reinigen ( hoofdstuk 19.1).
15.6.10 Vochtbewaking geactiveerd of Vochtbewaking geacti-
veerd, cv-systeem 2
De dauwpuntmelder werd vanwege de vochtigheid in het systeem of een
defecte sensor geactiveerd.
Mogelijke oorzaak 1: aanvoertemperatuur in verhouding tot de
vochtigheid te laag ingesteld
▶ Bij neerslag op de leiding: aanvoertemperatuur eventueel verhogen
tot de laagste aanvoertemperatuur ( hoofdstuk 13.6.2), die moge-
lijk is.
Mogelijke oorzaak 2; sensor defect:
▶ Wanneer geen neerslag op de leiding aanwezig is: controleer en/of
vervang de temperatuursensor.
15.6.11 Alarm van de warmtepomp
Er is een storing in de warmtepomp opgetreden.
▶ Controleer de aansluiting van de signaalkabel in de warmtepomp en in
de binnenunit. Aansluiting S2 van de warmtepomp moet op aanslui-
ting S2 van de binnenunit zijn aangesloten. Datzelfde geldt voor S3.
▶ Storingscode met diagnose-tool (accessoire) controleren.
▶ Netspanning op buitenunit controleren.
▶ Wanneer de voeding naar de binnenunit of de buitenunit kortstondig
verbroken is geweest, onderbreek dan de voeding naar beide eenhe-
den ongeveer tegelijkertijd en wacht minimaal een minuut, voordat u
de stroom weer inschakelt. Wacht en controleer, of het alarm ver-
dwijnt.
15.6.12 Lage netspanning
Wanneer de netspanning afneemt tot onder 170 V, brandt het info-sym-
bool in het display. Wanneer de spanning meer dan een uur onder 170 V
ligt, wordt het alarm geactiveerd.
66
▶ Controleer de netspanning.
15.6.13 Veiligheidsthermostaat geactiveerdof Veiligheidsther-
mostaat VS2 geactiveerd
▶ Controleer bij alarm van de temperatuurbegrenzer de maximale be-
grenzing van T1 voor het cv-circuit en reduceer deze, indien nodig (
hoofdstuk 13.5.3).
15.6.14 Instelwaarde bij vloerdrogen niet bereikt
Het alarm wordt gegeven, wanneer de temperatuur onder de actuele
stap in het vloerdroogprogramma niet binnen de ingestelde tijd wordt
bereikt.
15.6.15 Overbelaste transformator
Wanneer de spanning aan de secundaire zijde van de transformator af-
neemt tot onder 9 V, terwijl de spanning aan de primaire zijde OK is,
wordt een alarm gegeven en worden alle uitgangen vrijgegeven. Het
alarm wordt handmatig bevestigd.
▶ Controleer de spanning aan de secundaire zijde.
▶ Storing in de transformator. Vervang de hoofdprintplaat.
15.6.16 Oververhittingsbeveiliging elektrische bijverwarming
Afb. 90
Mogelijke oorzaak 1: oververhittingsbeveiliging van de stroomtoe-
voer geactiveerd:
▶ Controleer, of de primaire cv-pomp stilstaat.
▶ Reset de oververhittingsbeveiliging van de voeding. In de schakelkast
van de binnenunit bevindt zich een resetknop.
▶ Bevestigen kiezen.
15.6.17 Geen systeemdruk
Wanneer de systeemdruk onder 0,5 bar ligt, wordt de drukbewaking ge-
activeerd, die de voeding uitschakelt en het alarm Geen systeemdruk
activeert. Probleem oplossen:
▶ Controleer, of het expansievat en het overstortventiel voor de druk
van de installatie zijn gedimensioneerd.
▶ Verhoog langzaam de druk in het cv-systeem, door water via de vul-
kraan bij te vullen.
▶ Bevestig het alarm handmatig, door de draaiknop in het bedienings-
paneel van de binnenunit in te drukken ([3], afb. 62).
15.7 Waarschuwing
15.7.1 Is de warmtepomp voor dit vermogen gezekerd?
De waarschuwing verschijnt, om te waarborgen, dat de installatie voor
de betreffende belasting is gedimensioneerd.
In het informatieprotocol wordt de tekst Zekeringcontrole opgeslagen.
▶ Controleer, of de warmtepomp en de binnenunit met de juiste zeke-
ringgrootte zijn aangesloten.
15.7.2 Maximale bedrijfstemperatuur warmtepomp
In het informatieprotocol wordt de tekst Maximale bedrijfstempera-
tuur warmtepomp opgeslagen.
In de binnenunit bevindt zich de temperatuursensor T9, die de warmte-
pomp uit veiligheidsoverwegingen stopt, zodra de temperatuur van het
retourwater te hoog wordt (> 56 °C).
6 720 804 373-26.1I
Nefit EnviLine • 6 720 810 453 (2014/02)