Algemeen
Afb. 3 Leveringsomvang, buitenunit ODU 10 /11/ 12
3
Algemeen
De installatie mag alleen door een erkende installateur
worden uitgevoerd. De installateur moet de geldende re-
gels en voorschriften en instructies in de installatie- en
gebruikershandleiding respecteren.
3.1
Specificaties betreffende warmtepomp
De EnviLine lucht/water split warmtepompen bestaan uit een buitenunit
en een binnenunit.
De volgende combinaties zijn mogelijk:
Buitenunit
Binnenunit B of E Typenaam
ODU 7,5
8,0 B
8,0 E
ODU 10
16 B
16 E
ODU 11s
16 B
16 E
ODU 11t
16 B
16 E
ODU 12s
16 B
16 E
ODU 12t
16 B
16 E
Tabel 2
Buitenunits met een s in de type aanduiding hebben een 1~fase netaan-
sluiting, buitenunits met een t in de type aanduiding hebben een 3~fase
netaansluiting.
De binnenunit 8.0 E en 16 E zijn bedoeld voor mono-energetisch bedrijf
met geintegreerde elektrische bijverwarming. De binnenunit 8.0 B en
Nefit EnviLine • 6 720 810 453 (2014/02)
Nefit EnviLine A/W 8.0 B-S
Nefit EnviLine A/W 8.0 E-S
Nefit EnviLine A/W 11 B-S
Nefit EnviLine A/W 11 E-S
Nefit EnviLine A/W 14 B-S
Nefit EnviLine A/W 14 E-S
Nefit EnviLine A/W 14 B-T
Nefit EnviLine A/W 14 E-T
Nefit EnviLine A/W 16 B-S
Nefit EnviLine A/W 16 E-S
Nefit EnviLine A/W 16 B-T
Nefit EnviLine A/W 16 E-T
16 B zijn bedoeld voor bivalent bedrijf met een cv-ketel voor bijverwar-
ming.
In de typenaam wordt het thermischvermogen van de warmtepomp
weergegeven bij een buitentemperatuur van 7 °C en een cv-aanvoertem-
peratuur van 35 °C (A7/W35).
3.2
Gebruik
De warmtepomp mag alleen in gesloten tapwater-verwarmingssystemen
conform EN 12828 worden ingebouwd.
Ander gebruik is niet conform de bedoeling. Daaruit resulterende scha-
de valt niet onder de fabrieksgarantie.
Het cv-systeem, waarop de warmtepomp wordt aangesloten, moet altijd
een buffer met een volume van minimaal 50 liter bevatten.
3.3
Typeplaat
De typeplaat bevindt zich op de servicedeksel van de warmtepomp.
Daar staan de gegevens betreffende de warmtepompcapaciteit, artikel-
nummer, serienummer en productiedatum.
De typeplaat van de binnenunit bevindt zich buiten op de linkerzijde.
3.4
Transport en opslag
De warmtepomp en de binnenunit moeten altijd staand worden getrans-
porteerd en opgeslagen. De warmtepomp mag max. 45° worden gekan-
teld, maar mag niet worden neergelegd.
De binnenunit mag niet bij temperaturen onder – 10 °C worden opge-
slagen of getransporteerd.
3
5